[Enkelv.-origineel], [Meerv.-origineel]
1
Plaats een origineel.
De richting waarin u het origineel plaatst, is
afhankelijk van het aantal kopieën van het ori-
gineel, dat u op één vel wilt afdrukken.
Voor 2-op-1 en 8-op-1 afdrukken:
Voor 4-op-1 en 16-op-1 afdrukken:
BU kunt niet zowel de glasplaat als
de automatische documentin-
voer gebruiken. Als u het eerste
origineel op de glasplaat legt,
moet u de overige originelen ook
op de glasplaat leggen.
2
Plaats het papier.
Plaats het papier zodanig dat de korte zijde
eerst wordt ingevoerd.
Papierinvoerrichting
Lange zijde
BGebruik papier van standaardfor-
maat. U kunt geen gebruikmaken
van afwijkende papierformaten of
papierformaten die zijn geregi-
streerd in [Admin.].
3
Plaats de papierontvangstlade.
(A
29 "De papierontvangstlade gebruiksklaar
maken")
4
Controleer of het basisscherm
voor het maken van masters wordt
weergegeven.
Als een ander scherm wordt weergegeven,
drukt u op de toets [MASTER MAKING]
(A
5
Raak [Multi-Op Afdrukken] op het
tabblad [Functies] aan.
6
Raak een origineelformaat aan.
Korte zijde
7
Raak [Volgende] aan.
8
Raak [Enkel Pag.] of [Multi Pag.]
aan.
Hoofdstuk 3 Functies voor het maken van masters
21).
BRaak voor 4-op-1 en 16-op-1
afdrukken een origineelformaat
aan waarnaast het symbool i
staat.
BHet vergrotingspercentage wordt
automatisch berekend op basis van
het geselecteerde origineelformaat
en het formaat van het geplaatste
papier. Als het vergrotingspercen-
tage niet tussen 50 en 200% ligt,
kan de combinatie van het origineel-
formaat en het papierformaat niet
worden gebruikt.
55
3