40
Hoofdstuk 2 Basishandelingen
5
Raak [Opslaggeheugen] op het
tabblad [Functies] aan.
6
Raak de gewenste origineeldata
aan.
• Als u origineeldata wilt kiezen die in een
andere map zijn opgeslagen, raakt u de tab
van die map aan.
• Als er 6 of meer bestanden met origineeldata
zijn, raakt u [F] of [G] aan om andere
bestanden weer te geven.
7
Raak [Details] aan.
8
Controleer de af te drukken origi-
neeldata.
(A
63 "De opgeslagen origineeldata gebruiken
[Opslaggeheugen], [USB-Takenlijst]")
9
Raak [Opzoeken] aan.
10
Controleer de instelling van
[Auto.verwerk].
De instellingen die kunnen worden gekozen,
komen overeen met die voor "Afdrukken vanaf
de computer"
(A
11
Geef andere instellingen op.
Zie de volgende pagina voor informatie over
het gebruik van het basisscherm voor het
maken van masters.
(A
22 "Schermen op het touchpaneel")
12
Geef met de numerieke toetsen op
hoeveel kopieën moeten worden
afgedrukt.
13
Druk op de toets [START].
• Als [Auto.verwerk] [AAN] is:
Na het maken van de master wordt de afdruk-
procedure uitgevoerd.
• Als [Auto.verwerk] niet op [AAN] is ingesteld:
Voer de nodige stappen uit, al naar gelang de
instellingen.
(A
35 "Als [Auto Afdrukken] niet op [AAN] is
ingesteld")
BMogelijk wordt automatisch inktver-
deling uitgevoerd (om de bruikbaar-
heid en stabiliteit van de inkt te
waarborgen). U kunt de instelling
van [Auto-inktverdeling] wijzigen
onder [Admin.]
34).
(A
110).