162
Hoofdstuk 11 Probleemoplossing
Probleem
Op één kant is niets afge-
drukt, ook al is [Multi-Op
Afdrukken] uitgevoerd.
De verticale afdrukposities
zijn verschoven.
Er zit papier op de afdruk-
trommel.
Er worden gekrulde afdruk-
ken uitgevoerd.
De uitgevoerde afdrukken
worden niet netjes in de
papierontvangstlade gesta-
peld.
Uit te voeren controle
Controleer of een origineel is
geplaatst terwijl de melding
"Andere origineel plaatsen
en START indrukken" werd
weergegeven.
Controleer of de toets
[STOP] is ingedrukt terwijl
een origineel werd gescand.
Controleer of de instelknop
verticale afdrukpositie van
de papierinvoerlade op de
standaardpositie is inge-
steld.
Controleer of de marge aan
de bovenkant van de afdruk
groot genoeg is.
Controleer of de afdruk
bovenaan een breed effen
vlak bevat.
Controleer of het juiste
papier is gebruikt.
Controleer of de vezelrich-
ting van het papier overeen-
komt met de richting waarin
het papier wordt ingevoerd.
Controleer of de geleiders
van de papierontvangstlade
en de papierstop op de juiste
positie staan.
Controleer of de instelhendel
voor papierinvoer in de juiste
stand staat.
Handeling
Als het tweede origineel en de daaropvolgende origi-
nelen niet binnen de opgegeven tijd worden
geplaatst, wordt automatisch begonnen met het
maken van de master. Gebieden die niet konden
worden gescand, worden dan als marges toege-
voegd.
Als de tijd te kort is, wijzigt u [Multi-Up-interval]
(A
109) onder [Beheerder].
Als u tijdens het scannen van een origineel op de
toets [STOP] drukt, wordt het scannen onderbroken.
Druk niet op de toets [STOP] voordat alle originelen
zijn gescand.
Breng de papierinvoerlade omlaag en draai de
instelknop verticale afdrukpositie. Controleer vervol-
gens de afdrukpositie op de testkopie.
(A
70 "De afdrukpositie aanpassen [PRINT POSI-
TION]")
De marge aan de bovenkant van de afdruk (de zijde
die het eerst wordt uitgevoerd) moet minstens 5 mm
breed zijn. Verlaag de horizontale afdrukpositie en
druk vervolgens af. Als u de afdrukpositie niet kunt
verlagen, verkleint u het origineel om de marge te
verbreden en maakt u een nieuwe master.
(A
51 "Het origineel vergroten of verkleinen [Afme-
tingen]")
Als een afdruk bovenaan (de zijde die het eerst
wordt uitgevoerd) een breed effen vlak bevat, is er
meer kans dat papier aan de afdruktrommel blijft
plakken. Keer het origineel om en maak een nieuwe
master. Hiervoor kunt u het beste [Draaien] onder
[Vernieuw]
(A
72) gebruiken.
Gebruik papier dat geschikt is voor de machine.
(A
14 "Afmetingen en gewicht")
Plaats het papier zodanig dat de vezelrichting over-
eenkomt met de richting waarin het papier wordt
ingevoerd.
(A
15 "Papierstoringen en papierinvoer-
fouten voorkomen")
Stel de geleiders van de papierontvangstlade en de
papierstop in op het papierformaat.
Zet de geleiders voor dik papier iets verder uiteen.
Als u de verticale positie op de papierinvoerlade hebt
aangepast, verschuift u de geleiders van de papier-
ontvangstlade in dezelfde richting.
(A
29 "De papierontvangstlade gebruiksklaar
maken")
Zet de instelhendel voor de papierinvoer in de stand
die overeenkomt met de papiersoort.
(A
28 "De papierinvoerlade en het papier gebruiks-
klaar maken")