SNELHEIDSBEGRENZER
1
Inschakelen
Kantel de schakelaar 1 omlaag, het
controlelampje brandt oranje op het
instrumentenpaneel.
Instellen van de maximum snel-
heid
Bij gelijkmatige snelheid
(boven 30 km/uur) en rij-
dend in de juiste versnel-
ling.
Druk op schakelaar 1, de snelheid
wordt in het geheugen bewaard, en
verschijnt automatisch voorafge-
gaan door de letters "SET".
2.18
(vervolg)
Rijden
Als een maximum snelheid in het
geheugen is opgenomen, drukt u het
gaspedaal in totdat u de snelheidsli-
miet bereikt.
Vanaf dat moment gaat de auto niet
sneller rijden, ook niet als u het gas-
pedaal verder indrukt, behalve in
noodgevallen (zie paragraaf "over-
schrijding van de maximum snel-
heid").
De snelheidsbegrenzer is
een hulpmiddel bij het
rijden.
De bestuurder blijft vol-
ledig verantwoordelijk voor het
respecteren van de maximum
snelheden en/of de omstandig-
heden van de weg.
2
Wijzigen van de ingestelde snel-
heid
U kunt de gekozen maximum snel-
heid van de auto aanpassen door
toets 2 in te drukken (verschillende
keren na elkaar of continu indruk-
ken):
- aan de kant van de – om de inge-
stelde snelheid te verlagen;
- aan de kant van de + om de inge-
stelde snelheid te verhogen.