RUITENWISSER / -SPROEIER VOOR
1
Ruitensproeier,
koplampsproeiers
Als het contact aan staat, trekt u
schakelaar 1 naar u toe.
- als de koplampen niet branden:
wordt de ruitensproeier van de
voorruit ingeschakeld.
- als de koplampen branden:
worden tegelijkertijd ook de kop-
lampsproeiers ingeschakeld.
(vervolg)
Controleer als het vriest, voordat u
wegrijdt, of de ruitenwissers voor
en achter niet aan het glas zijn vast-
gevroren.
De
wissermotor
hierdoor te warm worden.
Controleer regelmatig de wisser-
bladen. Vervang deze zodra ze de
ruit niet goed schoonvegen, of on-
geveer eens per jaar.
Als u het contact afzet voordat u de
ruitenwisser hebt uitgeschakeld
(stand A), blijven de wisserarmen
onmiddellijk stilstaan.
kan
1.53