VOOR DE VEILIGHEID VAN DE KINDEREN
• Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme, de gordels, de stoelen en
aan de bevestiging ervan.
• Houd u echter in alle gevallen aan de voorschriften van de betreffende fabrikant.
• Laat het kind geen te dikke kleren dragen en steek niets tussen het kind en het kinderzitje of de gordel.
• De gordel van de auto moet goed strak zijn gespannen, zodat het kinderzitje zo veel mogelijk één geheel vormt met de
auto. Controleer de spanning regelmatig.
• Laat de schoudergordel nooit onder de arm of achter de rug langs lopen.
• Het harnas of de gordel moet strak op het lichaam van het kind zijn afgesteld.
• Laat het kind tijdens het rijden nooit op de stoelen of bank rechtop staan of op zijn of haar knieën zitten.
• Controleer regelmatig de juiste houding van het kind, met name als het slaapt.
• Zet het kinderzitje altijd vast met een autogordel, ook als het zitje leeg is: een los zitje verandert bij een botsing in een
gevaarlijk projectiel.
• Autogordels en bevestigingsmiddelen die in gebruik waren tijdens een ernstige aanrijding moeten altijd vervangen
worden.
• Laat nooit een kind alleen achter in de auto, zelfs niet in het kinderzitje.
• Laat kinderen nooit uitstappen aan de kant van het verkeer.
• Geef als volwassene het goede voorbeeld door altijd uw autogordel vast te maken voordat de auto wegrijdt.
(vervolg)
1.27