Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Werkingsvoorwaarden En -Limieten - CITROEN JUMPER RELAY Instructieboekje

Inhoudsopgave

Advertenties

De functie kan worden ingesteld met de
toets MODE; selecteer "ON"of "OFF" in
het menu "Active Safety Brake".
Raadpleeg het betreffende gedeelte voor
meer informatie over de configuratie
van de auto (MODE).
Het uitschakelen van het systeem wordt
aangegeven door het branden van dit
waarschuwingslampje in combinatie met de
weergave van een melding.
Werkingsvoorwaarden en
-limieten
Het ESP moet storingsvrij zijn.
De DSC/ASR-systemen mogen niet
uitgeschakeld zijn.
Alle inzittenden hebben hun veiligheidsgordel
om.
De auto moet met een constante snelheid op
een weinig bochtige weg rijden.
In de volgende gevallen is het raadzaam
het systeem uit te schakelen via het
configuratiemenu van de auto:
– trekken van een aanhanger,
– als lading op allesdragers of een imperiaal
wordt vervoerd,
– als sneeuwkettingen zijn gemonteerd,
– voordat de auto met draaiende motor in een
automatische wasstraat wordt gewassen,
– voordat de auto op een rollenbank wordt
getest,
– als de auto met draaiende motor wordt
gesleept,
– na een schok op de voorruit ter hoogte van de
detectiecamera.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als een storing van de
rempedaalschakelaar of van minimaal twee
remlichten wordt gedetecteerd.
Na een aanrijding wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld. Raadpleeg
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren.
Het kan gebeuren dat waarschuwingen
niet, te laat of op onjuiste momenten
worden gegeven.
Daarom moet de bestuurder altijd de controle
over de auto bewaren en op elk moment
kunnen ingrijpen om een aanrijding te
voorkomen.
Gevallen die niet door het systeem worden
gedetecteerd:
– Voetgangers, fietsers, dieren, voorwerpen op
de rijbaan.
– Kruisende voertuigen.
– Tegemoetkomende voertuigen.
Let vooral op:
– Bij de aanwezigheid van smalle
voertuigen (motorfietsen) en/of bij het
invoegen van voertuigen.
– Wanneer u een tunnel binnenrijdt of over
een brug rijdt.
In de volgende situaties moet de bestuurder
de werking van het systeem onderbreken:
– Bij het rijden op een bochtige weg.
– Bij het naderen van een rotonde.
– Er voegt plotseling een voertuig in tussen uw
auto en de voorligger.
Rijden
6
91

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave