Instrumentenpaneel
Autom. inschakelen groot-/dimlicht
Permanent.
De functie is via het menu MODE
ingeschakeld.
Het in- en uitschakelen van het groot licht wordt
automatisch geregeld op basis van het verkeer
en de rijomstandigheden.
Zwarte/witte waarschuwingslampjes
Temperatuur/gladheid
Brandt permanent in combinatie
met een melding op het display.
De weg kan glad worden door de
weersomstandigheden.
Let extra goed op en probeer plotseling remmen
te vermijden.
Datum/tijd
Permanent.
Dit wordt in het menu MODE ingesteld.
Hoogte van de lichtstraal
Permanent.
De koplampen kunnen in stand 0 tot en
met 3 worden gezet, afhankelijk van de belading
van het voertuig.
Stel ze af met de toetsen op de
MODE-bedieningsmodule.
Onderhoudssleutel
Permanent.
Onderhoud nodig.
Zie het overzicht van controles in het
onderhoudsschema van de fabrikant en laat
vervolgens de onderhoudsbeurt uitvoeren.
10
Stop & Start
Permanent.
Als het voertuig stilstaat (bijvoorbeeld bij
een verkeerslicht of stopbord, of door file), dan
zet het Stop & Start-systeem de motor in de
STOP-stand.
Het controlelampje gaat uit en de motor wordt
automatisch weer gestart (START-stand) als u
wilt wegrijden.
Knippert enkele seconden en gaat
vervolgens uit.
De STOP-stand is tijdelijk niet beschikbaar.
Schakelindicator
Permanent.
Er kan worden opgeschakeld.
Snelheidsbegrenzer
Permanent.
De begrenzer is ingeschakeld.
Brandt permanent met "OFF".
De snelheidsbegrenzer is geselecteerd
en niet actief.
Meters
Onderhoudsinformatie
Na het aanzetten van het contact brandt het
lampje (een sleutel die onderhoudsinformatie
symboliseert) gedurende enkele seconden:
het display geeft de afstand tot de
volgende onderhoudsbeurt aan volgens het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Deze informatie wordt bepaald op basis
van de afgelegde afstand sinds de vorige
onderhoudsbeurt.
Motorolieniveau
Afhankelijk van de motoruitvoering wordt
vervolgens het motorolieniveau weergegeven
in een schaalverdeling van 1 (min.) tot 5 (max.)
segmenten.
Als er geen enkel segment wordt weergegeven,
is het motorolieniveau te laag. Vul in dat
geval altijd motorolie bij om motorschade te
voorkomen.
De controle van het motorolieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Controleer bij twijfel het motorolieniveau
met de peilstok.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van de
niveaus.