Differentiatie Tijd
Differentiatie Gain
Reset PID Integratie
Min Uitgang
Max Uitgang
Modus Uitgng UIT
Uitgang Fout
Ingang
Richting
Min ingang
Max ingang
Gain Formule
5.3.23
Analoge uitgang, regelmodus "Handbediening"
Uitgangsgegevens
De details voor dit type uitgang omvatten het percentage van de analoge uitgang, HUA-modus of vergrendelstatus,
geaccumuleerde aan-tijd, alarmen die betrekking hebben op deze uitgang, aan-tijd huidige cyclus en de huidige
instelling van de regelmodus.
Instellingen
Een handmatige analoge uitgang wordt geactiveerd wanneer Hand geselecteerd is voor de HUA-modus, of wan-
neer het Activeer met een ander kanaal is. Er zijn geen verdere programmeerbare parameters
5.3.24
Analoge of relaisuitgang, Debiet-proportionele modus
ALLEEN BESCHIKBAAR WANNEER DE REGELAAR VOORZIEN IS VAN PULS-UITGANGS- ANALOGE
UITGANGSHARDWARE
Overzicht
In de regelmodus Debiet-proportioneel bewaakt de regelaar het debiet door een analoge of digitale debietmeter en
Wanneer Standaard is ingesteld als de versterkingsvorm, wordt deze waarde vermenig-
vuldigd met de verandering in de fout tussen de huidige uitlezing en de vorige uitlezing
en vervolgens vermenigvuldigd met de versterking om de differentiërende component
van het berekende uitgangspercentage te bepalen.
Wanneer Parallel is ingesteld als de versterkingsvorm, wordt deze waarde vermenig-
vuldigd met de verandering in de fout tussen de huidige uitlezing en de vorige uitlezing
om de differentiërende component van het berekende uitgangspercentage te bepalen.
De integrerende waarde van de PID is een totaal van het geaccumuleerde gebied onder
de foutcurve (huidige integrerende actie). Wanneer deze menu-optie geselecteerd is,
wordt dit totaal teruggezet naar nul en de PID-algoritme wordt teruggezet naar zijn
uitgangstoestand.
Voer de laagst mogelijke uitgangswaarde in (gewoonlijk 0%).
Voer de hoogst mogelijke uitgangswaarde in als een percentage.
Voer de gewenste mA-uitgangswaarde in wanneer de uitgang uitgeschakeld is of
vergrendeld of wanneer de tijdlimiet van de uitgang verstreken is, of tijdens de kali-
bratie van de sensor die als ingang wordt gebruikt. Als er tevens een sondespoeling
geprogrammeerd is voor de sensor en de optie Sensormodus is ingesteld om de uitgang
tijdens de spoelcyclus uit te schakelen (wanneer de optie Sensormodus is ingesteld op
Vasthouden, houdt de uitgang zijn laatste instelling vast en de integrerende actie wordt
niet bijgewerkt tijdens de spoeling). Het toegestane bereik is 0 tot 21 mA.
Voer de gewenste mA-uitgangswaarde in wanneer de sensor geen geldig signaal naar de
regelaar stuurt. Het toegestane bereik is 0 tot 21 mA.
Selecteer de sensor die door deze uitgang moet worden gebruikt.
Stel de regelrichting in. Deze instelling wordt gebruikt om het teken van de berekende
fout te bepalen (huidige proceswaarde t.o.v. instelpunt) en maakt een flexibele regeling
mogelijk met alleen positieve waarden voor alle PID-regelparameters.
De ondergrens van het ingangsbereik van de sensor, dat gebruikt wordt om fouten om te
zetten in procentwaarden van de volledige schaaleenheden. Deze waarden worden stan-
daard ingesteld in het nominale bereik van de geselecteerde ingangssensor.
De bovengrens van het ingangsbereik van de sensor, dat gebruikt wordt om fouten om te
zetten in procentwaarden van de volledige schaaleenheden. Deze waarden worden stan-
daard ingesteld in het nominale bereik van de geselecteerde ingangssensor.
Selecteer het PID-vergelijkingsformaat dat gebruikt wordt om de regelparameters in te
voeren.
94