Reset Kalibratie Waar-
den
Kal Nodig Alarm
Alarm & datalog
onderdrukking
Effeningsfactror
Stabilisatietijd
Eenheden
Naam
Type
5.2.2
Meting van de geleidbaarheid via contact
Instellingen
Raak het Instellingen-pictogram aan of wijzig de instellingen die verbonden zijn aan de sensor.
Alarmen
Dode Band
Reset Kalibratie Waar-
den
Kal Nodig Alarm
Alarm & datalog
onderdrukking
Effeningsfactror
Standaard Temp
Kabellengte
Ø Kabel
Celconstante
Temp-comp.
Open dit menu om de sensorkalibratie terug te zetten naar de standaardwaarden.
Voor de weergave van een alarmbericht als herinnering om de sensor te kalibreren
volgens een regelmatig schema. Voer hiervoor het aantal dagen tussen de kalibraties
in. Stel deze op 0 in wanneer er geen herinneringen nodig zijn.
Wanneer een van de relais of digitale ingangen geselecteerd wordt, worden eventu-
ele alarmmeldingen die betrekking hebben op deze ingang onderdrukt wanneer het
geselecteerde relais of de digitale ingang actief is. Tegelijkertijd tonen alle datalogs
en grafieken die de ingang bevatten, geen gegevens voor de duur van de activering.
Verhoog het percentage van de vereffeningsfactor om de reactie op veranderingen te
dempen. Met een vereffeningsfactor van 10% bijvoorbeeld zal de volgende uitlezing
bestaan uit een gemiddelde van 10% van de vorige waarde en 90% van de huidige
waarde.
De sensor heeft even de tijd nodig om op te warmen na opstarten. Voer de tijdvertra-
ging in bij opstarten voordat het sensorsignaal geldig is.
Selecteer de meeteenheden voor de koper/nikkel-sensor (g/l of oz./gal).
De naam die gebruikt wordt voor de sensor kan gewijzigd worden.
Selecteer het type sensor dat moet worden aangesloten.
De alarmmeldingsgrenzen Laag-Laag, Laag, Hoog en Hoog-Hoog kunnen worden
ingesteld.
Dit is de dode band van het alarm. Wanneer het Hoog-alarm bijvoorbeeld 3000 is en
de dode band is 10, dan zal het alarm ingeschakeld worden bij 3001 en uitgeschakeld
bij 2990.
Open dit menu om de sensorkalibratie terug te zetten naar de standaardwaarden.
Voor de weergave van een alarmbericht als herinnering om de sensor te kalibreren
volgens een regelmatig schema. Voer hiervoor het aantal dagen tussen de kalibraties in.
Stel deze op 0 in wanneer er geen herinneringen nodig zijn.
Wanneer een van de relais of digitale ingangen geselecteerd wordt, worden eventu-
ele alarmmeldingen die betrekking hebben op deze ingang onderdrukt wanneer het
geselecteerde relais of de digitale ingang actief is. Tegelijkertijd tonen alle datalogs
en grafieken die de ingang bevatten, geen gegevens voor de duur van de activering.
Verhoog het percentage van de vereffeningsfactor om de reactie op veranderingen te
dempen. Met een vereffeningsfactor van 10% bijvoorbeeld zal de volgende uitlezing
bestaan uit een gemiddelde van 10% van de vorige waarde en 90% van de huidige
waarde.
Als op enig moment het temperatuursignaal niet meer wordt gedetecteerd, gebruikt
de regelaar de ingestelde standaardtemperatuur voor de temperatuurcompensatie.
De regelaar compenseert automatisch voor fouten in de gemeten waarden die het
gevolg zijn van lengteverschillen in de gebruikte kabel.
De kabellengtecompensatie is afhankelijk van de diameter van de draad die wordt ge-
bruikt om de kabel te verlengen
Niet wijzigen tenzij u daartoe instructies ontvangt van de fabrikant.
Selecteer tussen de standaard NaCl-temperatuurcompensatiemethode of een lineaire
%/graden C-methode.
54