De frequentie van reiniging en kalibratie varieert sterk afhankelijk van de toepassing, de hierboven ver-
melde factoren, evenals de regelnauwkeurigheid die u nodig hebt. De beste manier om het optimale aantal
dagen tussen kalibraties te bepalen, is het periodiek verwijderen van de elektrode uit het proces (wekelijks
in schoonwatertoepassingen, dagelijks in vuile of hete toepassingen) waarna u de nauwkeurigheid in een
bufferoplossing controleert. Wanneer een handmatige temperatuurcompensatie wordt gebruikt, moet u niet
vergeten de temperatuur van het proces te veranderen in dat van de buffer. Wanneer de nauwkeurigheid van
de meetwaarde binnen uw gewenste toleranties ligt en de reactiesnelheid is goed, dan plaatst u de elektrodes
terug in het proces. Zo niet, reinigt u de elektrode en voert u een tweepuntskalibratie uit.
De reinigingsmethode voor de elektrode hangt af van de afzetting, evenals van de constructiematerialen
van de elektrode. Gebruik geen oplosmiddel dat de elektrode aantast! Voorkom krassen op het glas van de
pH-elektrode, dat verkort de levensduur.
Olievegen moeten met een mild reinigingsmiddel of isopropylalcohol worden verwijderd. Harde ketelsteen
zoals calciumcarbonaat kan gewoonlijk worden verwijderd met een verdunde zoutzuuroplossing. Zachte
afzettingen kunnen met een zachte doek of een zachte tandenborstel worden verwijderd.
Een tweepuntskalibratie moet altijd worden uitgevoerd na het reinigen van de elektrode.
Omdat het elektrodesignaal zeer gevoelig is, is de toestand van de kabel en de connectors tussen de elektro-
de, voorversterker en regelaar van kritisch belang. Zorg ervoor dat alle elektrische aansluitingen schoon en
droog blijven. Maak nooit een kabellas voor de voorversterking. Vervang de kabel als er tekenen van be-
schadiging zijn.
8.0 PROBLEEMWIJZER
OPGELET:Verbreek de verbinding met de elektrische voeding voordat u het frontpaneel opent!
Storingen opsporen en het repareren van een defecte regelaar zijn taken die alleen door daartoe bevoegd personeel
mogen worden uitgevoerd. Hierbij moet met de nodige voorzichtigheid te werk worden gegaan om de veiligheid te
verzekeren en onnodige bijkomende schade te beperken. Neem contact op met de fabrikant.
8.1
Kalibratiefout
Kalibraties mislukken als de aanpassingen aan de waarden buiten het normale bereik vallen voor een naar behoren wer-
kend systeem. Zie de bedieningshandleiding voor nadere informatie over de specifieke sensor die wordt gebruikt.
8.1.1 Reiniging van de koper- of nikkelsensoren
De kalibratieoffset mislukt als de aanpassing buiten het bereik -10 tot +10 ligt.
Mogelijke oorzaak
Vuile sensor
Water/monster-kalibratie is niet uitgevoerd of verkeerd
uitgevoerd
Condensatie in de sensor
Defecte sensorkabel of fotodetector
Defecte sensoraansluiting op de regelaar
Correctieve maatregelen
Reinig of ets de sensor
Voer een water/monster-kalibratie uit
Laat de sensor opdrogen. Vervang het droogmiddel.
Repareer of vervang de sensor
Vervangen
108