Effeningsfactror
Kabellengte
Ø Kabel
Eenheden
Elektrode
Naam
Type
5.2.9
Zender-ingang en AI-monitor-ingang
Selecteer AI-monitor wanneer het aangesloten apparaat zelfstandig kan worden gekalibreerd en de W600-kalibratie
alleen in mA-eenheden plaatsvindt. Selecteer Zender wanneer het aangesloten apparaat niet zelfstandig kan worden
gekalibreerd en de W600 wordt gebruikt om de engineeringmeeteenheden te kalibreren.
Instellingen
Raak het Instellingen-pictogram aan of wijzig de instellingen die verbonden zijn aan de sensor.
Alarmen
Dode Band
Reset Kalibratie Waar-
den
Kal Nodig Alarm
Alarm & datalog
onderdrukking
Effeningsfactror
4 mA Waarde
20 mA Waarde
Eenheden
Naam
Type
Verhoog het percentage van de vereffeningsfactor om de reactie op veranderin-
gen te dempen. Met een vereffeningsfactor van 10% bijvoorbeeld zal de volgende
uitlezing bestaan uit een gemiddelde van 10% van de vorige waarde en 90% van de
huidige waarde.
De regelaar compenseert automatisch voor fouten in de gemeten waarden die het
gevolg zijn van lengteverschillen in de gebruikte kabel.
De kabellengtecompensatie is afhankelijk van de diameter van de draad die wordt ge-
bruikt om de kabel te verlengen
Voer de meeteenheden voor de ingang in, bijvoorbeeld ppm.
Selecteer het type elektrode dat moet worden aangesloten. Selecteer Lineair als de
sensorhelling een lineaire spanning is volgens Units. Selecteer Ion-selectief als de
uitgangsspanning van de elektrode logaritmisch is, gedefinieerd als "mV/decade".
De naam die gebruikt wordt voor de sensor kan gewijzigd worden.
Selecteer het type sensor dat moet worden aangesloten.
De alarmmeldingsgrenzen Laag-Laag, Laag, Hoog en Hoog-Hoog kunnen worden
ingesteld.
Dit is de dode band van het alarm. Wanneer het Hoog-alarm bijvoorbeeld 7,00 is en
de dode band is 0,1, dan zal het alarm ingeschakeld worden bij 7,01 en uitgescha-
keld bij 6.90.
Open dit menu om de sensorkalibratie terug te zetten naar de standaardwaarden.
Voor de weergave van een alarmbericht als herinnering om de sensor te kalibreren vol-
gens een regelmatig schema. Voer hiervoor het aantal dagen tussen de kalibraties in. Stel
deze op 0 in wanneer er geen herinneringen nodig zijn.
Wanneer een van de relais of digitale ingangen geselecteerd wordt, worden eventu-
ele alarmmeldingen die betrekking hebben op deze ingang onderdrukt wanneer het
geselecteerde relais of de digitale ingang actief is. Tegelijkertijd tonen alle datalogs
en grafieken die de ingang bevatten, geen gegevens voor de duur van de activering.
Verhoog het percentage van de vereffeningsfactor om de reactie op veranderin-
gen te dempen. Met een vereffeningsfactor van 10% bijvoorbeeld zal de volgende
uitlezing bestaan uit een gemiddelde van 10% van de vorige waarde en 90% van de
huidige waarde.
Voer de waarde in die overeenkomt met een 4mA-uitgangssignaal van de zender.
Voer de waarde in die overeenkomt met een 20mA-uitgangssignaal van de zender.
Selecteer de meeteenheden voor de zender.
De naam die gebruikt wordt voor de zender kan gewijzigd worden.
Selecteer het type sensor dat moet worden aangesloten. De keuze van AI-monitor
en zender is alleen beschikbaar wanneer een sensorkaart van het type 4-20 mA is
geïnstalleerd.
59