Ingangswaarde
Voer de mA-waarde in die de zender zal versturen. Raak Bevestigen aan om door te gaan of Annuleren om af te
breken.
Stel ingangssignaal in op de aangegeven waarde
Controleer of de zender het gewenste mA-signaal verstuurt. Raak Bevestigen aan om door te gaan of Annuleren
om af te breken.
Automatische circuit kalibratie in uitvoering
Tweede ingangswaarde
Voer de mA-waarde in die de zender zal versturen. Raak Bevestigen aan om door te gaan of Annuleren om af te
breken.
Stel ingangssignaal in op de aangegeven waarde
Controleer of de zender het gewenste mA-signaal verstuurt. Raak Bevestigen aan om door te gaan of Annuleren
om af te breken.
Automatische circuit kalibratie in uitvoering
Kalibratie succesvol of Kalibratie mislukt
Indien succesvol, Bevestigen aanraken om de kalibratieresultaten op te slaan. De berekende offset en versterking
(gain) wordt weergegeven.
Als de kalibratie mislukt is, kunt u opnieuw proberen, of annuleren. Als de kalibratie mislukt is, kunt u opnieuw
proberen, of annuleren. De kalibratie zal mislukken wanneer de offset meer dan 2 mA is of de versterking niet
tussen 0,5 en 2.0 ligt.
Gelieve het ingangssignaal terug in te stellen op de proceswaarde
Schakel zo nodig de normale meetmodus van de zender weer in en raak Bevestigen aan wanneer de regeling kan wor-
den hervat.
5.2.1
Koper/nikkel
Instellingen
Raak het Instellingen-pictogram aan of wijzig de instellingen die verbonden zijn aan de sensor.
Alarmen
Dode Band
Kalibratieoffset
De alarmmeldingsgrenzen Laag-Laag, Laag, Hoog en Hoog-Hoog kunnen worden
ingesteld.
Dit is de dode band van het alarm. Wanneer het Hoog-alarm bijvoorbeeld 3 g/l is en
de dode band is 0.10, dan zal het alarm ingeschakeld worden bij 3,01 g/l en uitge-
schakeld bij 2,90 g/l.
Dit menu wordt gebruikt om de sensorwaarde te wijzigen zonder een water/mon-
ster-kalibratie uit te voeren. Deze kalibratie kan het beste onder normale bedrijf-
stemperatuur worden uitgevoerd.
Houd de dompelsensor op zijn plaats of laat de oplossing door de doorstroomsensor
stromen. Neem een monster van de oplossing en noteer de concentratie die op de
regelaar wordt getoond. Voer de normale laboratoriumanalyse van de metaalconcen-
tratie uit. Bereken de offset door de weergegeven waarde van de laboratoriumresul-
taten af te trekken. Als de analyse van het laboratorium aanzienlijk verschilt, past u
de offset aan met behulp van de pijltoetsen om de waarde en het +/- teken te veran-
deren. Als het display van de regelaar hoger is dan de laboratoriumanalyse moet de
offset negatief zijn.
De maximale offset voor de kalibratieoffset is 10 g/l of oz/gal van de laatste water/
monster-kalibratiewaarde. Wanneer u een grotere offset hebt dan dit, voert u een
nieuwe water/monster-kalibratie uit (zie paragraaf 5.2).
53