Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Installatie Van Andere Sensor; Algemene Richtlijnen; Belangrijk - Walchem Intuition 6 Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

3.6

Installatie van andere sensor

Raadpleeg de specifieke instructies die bij de sensor worden geleverd voor gedetailleerde aanwijzingen in verband
met de montage.

Algemene richtlijnen

Breng de sensoren aan op een plaats waar een actieve bemonstering van het water mogelijk is en waar de senso-
ren gemakkelijk kunnen worden verwijderd om ze te reinigen. Breng de sensor zodanig aan, dat zich geen lucht-
bellen ophopen rond het voelergedeelte. Breng de sensor zodanig aan, dat zich geen bezinksel of olie ophoopt
rond het voelergedeelte.
Montage van de in-line sensor
In-line gemonteerde sensoren moeten zodanig zijn aangebracht dat het T-stuk altijd vol is en de sensoren nooit
droog komen te staan door een daling van het vloeistofpeil. Raadpleeg figuur 3 voor een typische installatie.
Maak een aftakking aan de afvoerzijde van de circulatiepomp zodat een minimumdebiet van 1 gallon per minuut
door de verdeler van de debietschakelaar loopt. Het monster moet onderaan de verdeler binnenstromen om de
debietschakelaar te sluiten en terugkeren naar een punt met een lagere druk om de stroming te verzekeren. Instal-
leer een afsluiter aan beide kanten van de verdeler om de stroming te stoppen voor onderhoud aan de sensor.
BELANGRIJK: Om scheurvorming aan de binnenschroefdraden van het meegeleverde leidingwerk te voorko-
men, mag u niet meer dan 3 windingen PTFE-tape aanbrengen en de koppelingen niet sterker dan VINGERvast
plus ½ draai aandraaien! Gebruik geen toevoegmiddel voor leidingen om de schroefdraad van de debietschake-
laar af te dichten, aangezien hierdoor het doorzichtige kunststof zal barsten!
Montage van de dompelsensor
Als de sensoren in de procesvloeistof moeten worden ondergedompeld, bevestig ze dan stevig aan het vat, en
bescherm de kabel met kunststof buis, bovenaan verzegeld met een pakkingbus om een voortijdige uitval te voor-
komen. Plaats de sensoren in een zone waar de oplossing goed in beweging is.
Sensoren moeten zo geplaatst worden dat ze snel reageren op een goed gemengd monster van het proceswater en
de behandelingschemicaliën. Als ze te dicht bij het inspuitpunt van de chemicaliën liggen, zullen ze concentra-
tiepieken detecteren en te vaak cyclisch in- en uitschakelen. Als ze te ver van het inspuitpunt van de chemicaliën
zijn aangebracht, zullen ze te traag reageren op de concentratiewijzigingen, en zult u het instelpunt voorbijschie-
ten.
De contactgeleidbaarheidssensor moet zo dicht mogelijk bij de regelaar geplaatst worden, op een maximumaf-
stand van ca. 76 m (250 ft). Minder dan 8 m (25 ft.) wordt aanbevolen. De kabel moet tegen elektrische stoorsig-
nalen worden beschermd. Leg de kabels voor de sensorsignalen (laagspanning) altijd op een afstand van minstens 6"
(15 cm) van wisselstroomkabels.
De inductieve geleidbaarheidssensor moet zo dicht mogelijk bij de regelaar geplaatst worden, op een maxi-
mumafstand van ca. 37 m (120 ft). Minder dan 6 m (20 ft.) wordt aanbevolen. De kabel moet tegen elektrische
stoorsignalen worden beschermd. Leg de kabels voor de sensorsignalen (laagspanning) altijd op een afstand van
minstens 6" (15 cm) van wisselstroomkabels. Deze sensoren worden beïnvloed door de geometrie en het gelei-
dingsvermogen van hun omgeving. U moet er dus voor zorgen dat er 15 cm (6 inch) rondom de sensor alleen
monster zit, of dat alle geleidende en niet-geleidende elementen dichter bij de sensor consistent geplaatst zijn.
Installeer de sensor niet in het pad van eventuele elektrische stromen die door de oplossing kunnen vloeien. Dit
zou immers de meetwaarden kunnen beïnvloeden.
De pH/Redox/ISE-elektrode moet zo dicht mogelijk bij de regelaar geplaatst worden, op een maximumafstand
van ca. 305 m (1000 ft). Een aftakdoos en afgeschermde verlengkabel zijn verkrijgbaar als de standaardlengte van
6 m (20 feet) niet volstaat. De pH- en redox-elektroden moeten zo worden geïnstalleerd dat de meetvlakken altijd
nat blijven. Een U-sifon in de verdeler moet dit verwezenlijken, zelfs als de monsterstroom stopt. Deze elektroden
moeten geïnstalleerd worden met de meetvlakken omlaag gericht; d.w.z. minstens 5 graden boven horizontaal. De
stroomsnelheid voorbij de sensor moet minder zijn dan 3 m/sec (10 ft/sec).
15

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave