Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Bij krachtig remmen kunnen de
alarmknipperlichten automatisch
gaan werken. Uitschakelen door toets
¨ in te drukken.
Richtingaanwijzers
hendel
= rechter richtingaanwij‐
omhoog
zersignaal
hendel
= linker richtingaanwij‐
omlaag
zersignaal
Wanneer u het stuurwiel terugdraait,
keert de hendel automatisch terug
naar de oorspronkelijke stand en
dooft de richtingaanwijzer. Dit ge‐
beurt niet bij een geringe stuurbewe‐
ging zoals bij het wisselen van rij‐
strook.
Verlichting
Beweeg de hendel voor drie keer
knipperen, bijv. bij het wisselen van
rijstrook, tot aan de eerste aanslag en
laat deze los.
Als de hendel voorbij de eerste aan‐
slag wordt gezet, blijft de richtingaan‐
wijzer ingeschakeld. Schakel de rich‐
tingaanwijzer handmatig uit door de
hendel in de oorspronkelijke stand te
zetten.
Mistlampen voor
Binnenste ring naar > draaien.
97