Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de vooras.
Fijne sneeuwkettingen gebruiken, die
(inclusief kettingslot) maximaal
15 mm buiten het loopvlak en de bin‐
nenkant van de band uitsteken.
Voor bandenmaat 215/65 R16, een
werkplaats raadplegen.
9 Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Wieldoppen op stalen velgen kunnen
tegen delen van de sneeuwketting
aankomen. In dit geval wieldoppen
verwijderen.
Sneeuwkettingen mogen alleen wor‐
den gebruikt bij snelheden tot
50 km/u en mogen bij het rijden over
sneeuwvrije wegen slechts korte tijd
worden gebruikt, omdat ze op een
harde ondergrond snel slijten en kun‐
nen knappen.
Bandenreparatieset
Lichte beschadigingen van de loop‐
vlakken en de zijwanden van de ban‐
den kunnen met de bandenreparatie‐
set worden verholpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de ban‐
den verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of in de bandwang dichtbij de
velg zitten, kunnen niet met de ban‐
denreparatieset worden verholpen.
Verzorging van de auto
9 Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Stuur- en rijgedrag worden moge‐
lijk beïnvloed.
Bij een lekke band:
Handrem aantrekken en eerste ver‐
snelling of achteruitversnelling in‐
schakelen.
De bandenreparatieset zit onder de
bestuurdersstoel. Boordgereedschap
3 155.
1. De compressor en de fles met af‐
dichtmiddel uit het koffertje met de
bandenreparatieset nemen.
2. Voedingskabel en de luchtslang
uit de vakken aan de onderkant
van de compressor halen.
161