Uitlaatgassen
9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij in‐
ademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de pas‐
sagiersruimte dringen, de ruiten
openen. Oorzaak van de storing
door een werkplaats laten verhel‐
pen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte bin‐
nen kunnen dringen.
Roetfilter
Het dieselpartikelfilter verwijdert
schadelijke roetdeeltjes uit de uitlaat‐
gassen. Het systeem heeft een zelf‐
reinigende functie die tijdens het rij‐
den automatisch wordt geactiveerd,
zonder dat hier een bericht over ver‐
schijnt. Het filter wordt geregenereerd
door achtergebleven roetdeeltjes pe‐
riodiek bij een hoge temperatuur te
verbranden. Dit proces verloopt auto‐
matisch en enige geur- en rookont‐
wikkeling hierbij is normaal.
Wanneer het filter moet worden ge‐
reinigd, maar de automatische reini‐
ging niet werkt, gaan controlelampjes
F en Z op de instrumentengroep
branden. Onmiddellijk de hulp van
een werkplaats inroepen.
Katalysator
De katalysator vermindert de hoe‐
veelheid schadelijke stoffen in de uit‐
laatgassen.
Voorzichtig
Het gebruik van andere brandstof‐
kwaliteiten dan die genoemd op
pagina 3 133, 3 181 kan aanlei‐
ding geven tot schade aan de ka‐
talysator en de elektronische on‐
derdelen.
Onverbrande brandstof kan leiden
tot oververhitting van en schade
aan de katalysator. Laat de start‐
Rijden en bediening
motor daarom niet onnodig lang
draaien, rijd de tank niet leeg en
probeer de motor niet te starten
door te duwen of te slepen.
Bij overslag, een onregelmatige mo‐
torloop, beperkingen van het motor‐
vermogen of andere ongewone sto‐
ringen, de oorzaak van de storing
meteen door een werkplaats laten
verhelpen. In noodgevallen kan er
korte tijd met matige snelheid en laag
motortoerental verder worden gere‐
den.
Wanneer controlelamp Z gaat knip‐
peren, worden de toelaatbare emis‐
sienormen mogelijk overschreden.
Uw voet van het gaspedaal halen tot‐
dat Z ophoudt met knipperen en
continu brandt. Onmiddellijk contact
opnemen met een werkplaats.
Storingsindicatielamp 3 86.
121