Verlichting
Rijverlichting ................................ 95
Binnenverlichting ......................... 98
Verlichtingsfuncties ...................... 99
Rijverlichting
Lichtschakelaar
Draai buitenste schakelaar:
= Uit
7
= Zijmarkeringslichten
8
9P = Dimlicht of grootlicht
Controlelamp grootlicht P 3 89.
Controlelamp dimlicht 9 3 89.
Verlichting
Automatische verlichting
AUTO = automatisch dimlicht
Bij het activeren van de automatische
verlichting terwijl de motor draait,
schakelt het systeem afhankelijk van
het omgevingslicht tussen het dagrij‐
licht en de koplampen.
Om veiligheidsredenen wordt geadvi‐
seerd de automatische verlichting ge‐
activeerd te houden.
Automatische
koplampinschakeling
Wanneer het omgevingslicht zwak is,
worden de koplampen ingeschakeld.
95