Druk op de knop op een van de bui‐
tenkrukken.
- of -
Toets op de elektronische sleutel e
indrukken om het diefstalalarmsys‐
teem te activeren.
Elektronisch sleutelsysteem 3 23.
Uitschakelen
Bij het ontgrendelen van de auto (met
de toets c of de knop op een van de
buitenkrukken) of het inschakelen
van het contact wordt het diefstala‐
larmsysteem gedeactiveerd. De
alarmknipperlichten knipperen ter be‐
vestiging van het deactiveren.
Het systeem wordt niet gedeactiveerd
bij het ontgrendelen van de bestuur‐
dersdeur met de sleutel of met de
centrale vergrendelingstoets in het in‐
terieur.
Let op
Indien het alarm is afgegaan, zal de
alarmsirene niet uitschakelen als de
auto wordt ontgrendeld. Om de si‐
rene uit te schakelen, moet u het
contact inschakelen. De alarmknip‐
perlichten knipperen niet bij uitscha‐
keling, indien het alarm is afgegaan.
Sleutels, portieren en ruiten
Inschakelen zonder bewaking
van passagiersruimte
Schakel de bewaking van de passa‐
giersruimte uit, bijv. wanneer er die‐
ren in de auto verblijven of als de ti‐
mer of de afstandsbediening is inge‐
steld voor het inschakelen van de
hulpverwarming 3 106.
Houd de toets e op de handzender of
de elektronische sleutel ingedrukt, er
klinkt een pieptoon ter bevestiging.
Deze status blijft gehandhaafd tot de
deuren worden ontgrendeld.
Alarm
Wanneer het alarm afgaat, klinkt er
een geluid uit de speciale sirene met
een eigen accuvoeding en tegelijker‐
tijd knipperen de alarmknipperlichten.
Het aantal en de duur van de alarm‐
signalen zijn voorgeschreven door de
wetgever.
Indien de accu van de auto wordt los‐
gekoppeld of de stroomvoorziening
wordt onderbroken, zal de alarmsi‐
rene afgaan. Daarom vóór het los‐
koppelen van de voertuigaccu het
diefstalalarmsysteem uitschakelen.
37