Let op
In versies met een melding op het
infodisplay kunt de functie deactive‐
ren via het Infotainmentsysteem.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
mentsysteem voor nadere informa‐
tie.
Het systeem wordt bij het indrukken
van toets r of de volgende keer dat
het contact wordt ingeschakeld, op‐
nieuw geactiveerd.
Storing
Als het systeem bij het inschakelen
van de achteruitversnelling een be‐
drijfsstoring detecteert klinkt er gedu‐
rende ongeveer 5 seconden een on‐
onderbroken geluidssignaal, ver‐
schijnt er een bijbehorend bericht op
het Driver Information Center 3 90 en
brandt F op de instrumentengroep
3 86. Contact opnemen met een
werkplaats om de oorzaak van de sto‐
ring te laten verhelpen.
Voorzichtig
Bij het achteruitrijden moet het ge‐
bied vrij zijn van obstakels die de
onderkant van de auto zouden
kunnen raken.
Botsen tegen de achteras, dat
wellicht niet zichtbaar is, zou on‐
karakteristieke veranderingen in
het rijgedrag tot gevolg kunnen
hebben. Raadpleeg bij een derge‐
lijke botsing een werkplaats.
Boordinformatie 3 91.
Achteruitkijkcamera
De achteruitkijkcamera helpt de be‐
stuurder bij het achteruit rijden door
weergeven van een beeld van de
zone achter de auto in de binnenspie‐
gel of in het infodisplay.
Rijden en bediening
9 Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder ver‐
vangen. Let op: voorwerpen die
zich buiten het bereik van de ca‐
mera bevinden, bijv. onder de
bumper of onder de auto, worden
niet getoond.
Rijd nooit achteruit als u alleen op
het display hebt gekeken. Contro‐
leer eerst de omgeving aan de
achterzijde en rondom de auto
voordat u achteruit rijdt.
131