Bediening
2. Druk op de toets Meer instellingen (C) en stel de volgende parameters en
instellingen in:
A Inspiratoire zuurstofconcentratie FiO
B Maximale ademwegdruk Pmax
C Positieve eind-expiratoire druk PEEP
D Verhouding tussen inspiratietijd en expiratietijd I:E
E Triggergevoeligheid Trigger
Bij instelling van de verhouding tussen inspiratietijd en expiratietijd I:E wordt de
corresponderende waarde Ti automatisch weergegeven in het informatieveld.
VC-AC
Volume Controlled - Assist Control (volumegecontroleerde ondersteunde
beademing)
Voor synchronisatie met de ademhaling van de patiënt. Voor patiënten met partiële
spontane ademhaling.
Als in de beademingsmodus VC-CMV een triggerwaarde wordt ingesteld,
schakelt de beademingsmodus automatisch over naar VC-AC.
Als de triggergevoeligheid is geactiveerd en ingesteld, worden de mechanische
beademingsslagen met de ademhaling van de patiënt gesychroniseerd.
Een lage waarde komt overeen met een hoge gevoeligheid. Om de
triggergevoeligheid voor de patiënt aan te passen, verhoogt u de waarde indien het
triggeren te makkelijk verloopt (Autotrigger) of verlaagt u deze als het triggeren te
moeilijk verloopt.
De werkelijke ademfrequentie kan hoger zijn dan de ingestelde ademfrequentie
RR.
Succesvolle triggering bij de patiënt wordt kort aangegeven met een asterisk (*) in
het midden van het curveveld bovenin.
60
A
B
C
D
E
(100 % O
of Mengsel O
2
2
|
Gebruiksaanwijzing
/lucht)
2
Oxylog VE300 2.1n