Van de belading afhan-
kelijke afstelling van de
veervoorspanning
Invering van achterwiel
35
±2
mm (Rijden op open-
bare weg met bestuurder
85 kg)
30
±2
mm (Circuitrijden met
bestuurder 85 kg)
WAARSCHUWING
De instellingen van de veer-
voorspanning en van de
demping zijn niet ingesteld
op de omstandigheden.
Rijgedrag wordt slechter.
Demping aan de veervoor-
spanning aanpassen.
Schroef 1 met boordgereed-
schap losdraaien.
Om de invering te verlagen
(de veervoorspanning verho-
gen) stelring 2 met boord-
gereedschap in richting A
draaien.
Om de invering te verhogen
(de veervoorspanning verla-
gen) stelring 2 met boord-
gereedschap in richting B
draaien.
Schroef 1 met koppel aan-
trekken.
Bout aan stelring
6 Nm
Veervoorspanning achterwiel
instellen
met Dynamic Damping Con-
trol (DDC)
SU
De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
Motorfiets met motorkrik op-
krikken totdat het achterwiel
geheel ontlast is.
Contact inschakelen.
Motor starten om de accu niet
te ontladen.
Instellingen op het DDC-
systeem zijn alleen met
ingeschakeld contact mogelijk,
want alleen zo zijn de elektri-
sche ventielen actief.
115