bolen voor koelvloeistoftempe-
ratuur en brandstofpeil weerge-
geven.
De ingestelde rijmodus met de
betreffende aanpassingen van
ASC/DTC en Dynamic ESA
blijft ook na het uitschakelen
van het contact bewaard.
Rijsnelheidsregeling
met snelheidsregeling
Snelheidsregeling
inschakelen
Schakelaar 1 naar rechts schui-
ven.
Bediening van de toets 2 is
ontgrendeld.
Snelheid in geheugen
opslaan
SU
Toets 1 kort naar voren druk-
ken.
Afstelbereik van de snel-
heidsregeling (afhankelijk
van de versnelling)
10...210 km/h
Controlelamp voor snel-
heidsregeling brandt.
De actuele snelheid wordt aan-
gehouden en in het geheugen
opgeslagen.
Accelereren
Toets 1 kort naar voren druk-
ken.
De snelheid wordt bij iedere
bediening met 1 km/h ver-
hoogd.
Toets 1 naar voren gedrukt
houden.
De snelheid wordt traploos ver-
hoogd.
Als toets 1 niet meer wordt
ingedrukt, wordt de bereikte
4
83
z