Herkenning van een
8
noodstop
Het systeem herkent een
150
noodstop als de voorrem snel
en krachtig wordt bediend.
Gedrag bij een noodstop
Als er bij een snelheid van
meer dan 10 km/h een nood-
stop wordt uitgevoerd, werkt
behalve de ABS-functie de
Dynamic Brake Control.
Gedrag bij onbedoeld
bedienen van de gashendel
Als bij een noodremingreep
z
onbedoeld de gashendel
wordt bediend (hendelstand
> 5%), wordt de eigenlijk
geactiveerde remwerking door
de Dynamic Brake Control
gewaarborgd door de
bediening van het gas te
negeren. De werking van de
noodstop wordt gewaarborgd.
Als tijdens de ingreep van de
Dynamic Brake Control het
gas wordt gesloten (gashen-
delstand < 5%), wordt het
door het ABS-remsysteem ge-
vraagde motorkoppel hersteld.
Als de noodremingreep wordt
beëindigd en de gashendel
nog steeds bediend is, regelt
de Dynamic Brake Control het
motorkoppel gecontroleerd te-
rug naar de bestuurderswens.
Bandenspanningscon-
trole RDC
met bandenspanningscontrole
SU
(RDC)
Werking
In elke band bevindt zich een
sensor die de temperatuur en
de spanning in de band meet en
deze informatie naar de regeleen-
heid stuurt.
De sensoren zijn uitgerust met
een centrifugaalregelaar die de
overdracht van de meetwaarden
na het eerste overschrijden van
de minimumsnelheid vrijgeeft.
Minimumsnelheid voor
de registratie van de
RDC-meetwaarden:
min 30 km/h
Voor de eerste ontvangst van de
bandenspanning wordt op het
display "--" weergegeven voor
elke band. Nadat de motorfiets
stilstaat worden de meetwaarden
nog enige tijd door de sensoren
doorgegeven.
De overdrachtduur van
de meetwaarde na stil-
stand van het voertuig:
min 15 min
Als een RDC-regeleenheid is in-
gebouwd, maar hebben de wie-
len geen sensoren, dan wordt
een storingsmelding weergege-
ven.