5. Buttons
• Preview...
Klik hierop om een voorbeeld van het voorblad te zien voordat u de fax verstuurt.
• Alles wissen
Klik hierop om alle informatie die u heeft ingevoerd, te wissen.
• OK
Klik hierop om het bewerken van het faxvoorblad af te sluiten.
• Annuleren
Klik hierop om het faxvoorblad te negeren.
6. Opmerking
Voer een opmerking in voor de fax. Kan tot 256 tekens bevatten.
7. Onderwerp
Voer het onderwerp van de fax in. Kan tot 64 tekens bevatten.
8. Aan
Voer de bestemming in. Items die leeg zijn, worden niet op het voorblad weergegeven.
• Bedrijf:
Voer de bedrijfsnaam van de bestemming in. Kan tot 64 tekens bevatten.
• Afdeling:
Voer de afdelingsnaam van de bestemming in. Kan tot 64 tekens bevatten.
• Naam:
Voer de naam van de bestemming in. Kan tot 64 tekens bevatten.
De verzendinstellingen configureren
In dit onderdeel wordt beschreven hoe u de verzendinstellingen kunt configureren in de eigenschappen
van het LAN-faxstuurprogramma.
Eigenschappen moeten voor elke toepassing apart worden ingesteld.
1.
Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...].
2.
Selecteer het LAN-faxstuurprogramma als de printer en klik dan op een knop als
[Geavanceerde opties] of [Eigenschappen] om de eigenschappen van het
printerstuurprogramma te openen.
Het dialoogvenster met eigenschappen van het LAN-faxstuurprogramma wordt weergegeven.
3.
Klik op het tabblad [Setup].
4.
Configureer de instellingen indien nodig en klik op [OK].
• Voor meer informatie over instellingen, zie pagina 193. Pag.236 "Instellingen die u kunt
configureren in de eigenschappen van het LAN-faxstuurprogramma".
De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-fax)
235