• Geef op een netwerk dat een DNS-server gebruikt, een computernaam op in [Servicenaam] en de
naam van het domein waartoe de computer behoort in [Domein]. Configureer in dit geval ook de
instellingen die betrekking hebben op de DNS via COMMAND CENTER.
• De bestemming voor Scannen naar map moet op een computer met één van de volgende
besturingssystemen staan: Windows XP/Vista/7, Windows Server 2003/2003 R2/2008/2008
R2 of Mac OS X.
• Scanbestemmingen kunnen niet met het bedieningspaneel worden geregistreerd.
• De functie Scannen naar USB vereist geen bestemmingen die in het Adresboek geregistreerd
staan.
• Om testbestanden naar een bestemming te sturen via Scannen naar FTP of Scannen naar Map, zie
Pag.183 "Basisbewerkingen voor Scannen naar E-mail/FTP/Map".
• Voor meer informatie over het maken van back-upbestanden, zie Pag.353 "De instellingen van
het apparaat back-uppen".
• Voor meer informatie over SMTP- en DNS-instellingen, zie Pag.335 "De DNS-instellingen
configureren" en Pag.339 "De SMTP-instellingen configureren".
• Voor meer informatie over het instellen van de tijdzone, zie Pag.339 "De SMTP-instellingen
configureren".
• Voor meer informatie over het gebruik van COMMAND CENTER, zie Pag.307 "COMMAND
CENTER gebruiken".
Scanbestemmingen wijzigen
In dit onderdeel wordt beschreven hoe u informatie van geregistreerde bestemmingen kunt wijzigen.
1.
Open de webbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres in te vullen.
2.
Klik op [Scanbestemming].
3.
Klik op het tabblad [E-mailadres], [FTP] of [Map].
4.
Selecteer de gebruiker die u wilt wijzigen en klik vervolgens op [Wijzigen].
5.
Wijzig de instellingen indien nodig.
6.
Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in.
7.
Klik op [Toepassen].
8.
Sluit de webbrowser.
• U kunt een snelkeuzebestemming loskoppelen van een sneltoets via de pagina
[Snelkeuzebestemming]. Selecteer daarvoor de gewenste invoer, klik op [Verwijderen] en klik
vervolgens nogmaals op [Toepassen] op de bevestigingspagina.
Scanbestemmingen registreren
181