6. De faxfunctie gebruiken
• CSV-bestanden worden geëxporteerd met Unicode-codering.
• Gegevens in het LAN-fax adresboek kunnen uit CSV-bestanden worden geïmporteerd mits de
codering Unicode of ASCII is.
• Groepsgegevens kunnen niet geëxporteerd of geïmporteerd worden.
• Er kunnen maximaal 1000 bestemmingen in het LAN-fax adresboek geregistreerd worden. Als
deze grens tijdens het importeren wordt overschreden, zullen de overgebleven bestemmingen niet
worden geïmporteerd.
Basisbewerkingen voor het versturen van faxen vanaf een computer
Dit onderdeel beschrijft de basishandelingen voor het versturen van faxen vanaf een computer.
U kunt de bestemming uit het LAN-fax adresboek selecteren of rechtstreeks het faxnummer invoeren. U
kunt faxen versturen naar maximaal 100 bestemmingen tegelijk.
• Voordat u een fax verstuurt, slaat het apparaat alle faxgegevens op in het geheugen. Als het
geheugen van het apparaat vol raakt tijdens het opslaan van deze gegevens, zal de verzending
van de fax worden geannuleerd. Als dit gebeurt, kunt u de resolutie verlagen of het aantal
pagina's verminderen en het opnieuw proberen.
• In de volgende procedure wordt ter illustratie Windows XP gebruikt. Als u een ander
besturingsprogramma gebruikt, kan de procedure enigszins anders zijn.
1.
Open het bestand dat u wilt verzenden.
2.
Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...].
3.
Selecteer het LAN-faxstuurprogramma als de priner en klik op [OK].
Configureer indien nodig de instellingen voor de verzending in de eigenschappen van het LAN-
faxstuurprogramma voordat u op [OK] klikt.
230