158
TECHNIEK IN DETAIL
van een bocht en korte whee-
lies mogelijk zijn.
In de DTCinstellingen RAIN,
ROAD en DYNAMIC komt de
DTC-instelling overeen met de
rijmodus.
In de DTCinstelling DYNAMIC
PRO kan DTC afwijkend wor-
den ingesteld.
Omschakelen
Rijmodi kunnen gewijzigd wor-
den als het voertuig stilstaat
en het contact ingeschakeld is.
Onder de volgende voorwaar-
den is een wijziging ook tijdens
het rijden mogelijk:
Geen aandrijfkoppel op het
achterwiel.
Geen remdruk in het remsys-
teem.
Voor een wijziging tijdens het
rijden moeten de volgende
stappen doorlopen worden:
Gashendel terugdraaien.
Remhendel niet bedienen.
Cruise Control deactiveren.
De gewenste rijmodus wordt
eerst voorgeselecteerd. De om-
schakeling vindt pas plaats, als
de betreffende systemen zich
in de benodigde toestand be-
vinden.
Pas na de omschakeling van
de rijmodus wordt het selectie-
menu op het display gesloten.
DYNAMIC BRAKE CONTROL
met rijmodi Pro
Functie van de
Dynamic Brake Control
De functie van de
Dynamic Brake Control
ondersteunt de rijder bij een
noodstop.
Herkenning van een noodstop
Een noodstop wordt herkend
als de voorwielrem snel en
krachtig wordt bediend.
Gedrag bij een noodstop
Als bij een snelheid van meer
dan 10 km/h een noodstop
wordt uitgevoerd, is naast
de ABS-functie ook de
Dynamic Brake Control actief.
Gedrag bij onbedoeld
bedienen van de gashendel
Als bij een noodstop onbe-
doeld de gashendel wordt be-
diend (hendelstand > 5%),
wordt de eigenlijk geacti-
veerde remwerking door de
Dynamic Brake Control ge-
waarborgd door het open-
draaien van de gashendel
te negeren. De werking van
de noodstop wordt gewaar-
borgd.
Als tijdens de ingreep van de
Dynamic Brake Control het
gas wordt gesloten (gashen-
delstand < 5%), wordt het
SU