132
RIJDEN
Bandenprofieldiepte controle-
ren (
177).
Bandenspanning controleren
(
176).
Veilige bevestiging van koffer
en bagage controleren.
Bij iedere derde tankstop:
Motoroliepeil controleren
(
168).
Remvoeringdikte, voor, con-
troleren (
Remvoeringdikte achter con-
troleren (
Remvloeistofpeil, voor, contro-
leren (
172).
Remvloeistofpeil achter con-
troleren (
Koelvloeistofpeil controleren
(
175).
Ketting smeren (
Kettingspanning controleren
(
188).
170).
171).
173).
188).
STARTEN
Motor starten
LET OP
De smering van de versnel-
lingsbak is alleen bij draai-
ende motor gegarandeerd.
Versnellingsbakschade
De motorfiets bij uitgescha-
kelde motor niet gedurende
langere tijd laten rollen of
over een langere afstand du-
wen.
Contact inschakelen (
Pre-Ride-Check wordt uitge-
voerd. (
133)
De ABS zelfdiagnose wordt
uitgevoerd. (
De DTC-zelfdiagnose wordt
uitgevoerd. (
Neutraalstand inschakelen of
bij ingeschakelde versnelling
de koppelingshendel intrek-
ken.
Bij een uitgeklapte zijstan-
daard en een ingescha-
kelde versnelling kan de mo-
tor niet worden gestart. Als de
motorfiets in de neutraalstand
wordt gestart en vervolgens bij
uitgeklapte zijstandaard een
versnelling wordt ingeschakeld,
slaat de motor af.
62).
134)
135)