Jobcomputer voor het werk configureren
6
6.2.1
Snelheidssensor via de 100 m-methode kalibreren
Procedure
6.2.2
Alternatieve snelheidsbronnen
44
Bij de kalibratie van de snelheidssensor met de 100 m-methode bepaalt u het aantal impulsen, dat de
snelheidssensor over een afstand van 100 m geeft. De snelheidssensor "Machine" kan als
bodemwiel-impulsteller of als radarsensor zijn uitgevoerd. Wanneer het aantal impulsen bekend is,
kan de jobcomputer de actuele snelheid berekenen.
Na de eerste kalibratie, kunt u het aantal impulsen handmatig als waarde voor de parameter
"Kalibratiefactor" invoeren.
Het zaaien is gestopt.
1. Rijdt de machine op het veld.
2. Markeer de bandenpositie op de grond. Bijvoorbeeld met een steen.
3. Meet een recht, 100 m lang traject af en markeer het einde daarvan.
4. Druk in het werkvenster op:
>
⇨ Venster "Instellingen/Snelheid" verschijnt.
5.
- indrukken.
⇨ In de parameter "Snelheidsbron" verschijnt de waarde "Machine".
6.
- Roep het venster "Kalibratie" op.
⇨ Het venster "Kalibratie" verschijnt.
7.
- Start de kalibratie.
8. Rijdt het gemarkeerde traject.
⇨ Tijdens het rijden worden de getelde impulsen in het veld "Aantal impulsen" getoond.
9.
- Druk in, wanneer u bij het eindpunt bent gekomen.
⇨ De kalibratie wordt beëindigd.
Bij wisselend bodemgesteldheid de kalibratie herhalen.
Wanneer de snelheidssensor "Machine" geen bruikbaar signaal levert, kan in uitzonderingsgevallen
het snelheidssignaal van de tractor (zie pagina 45) of een gesimuleerde snelheid (zie pagina 45)
worden gebruikt.
De alternatieve snelheidsbronnen kunnen een negatief effect op de aflegkwaliteit hebben!
BAH0085-4 - 11.17
>
>
30124695-02-200
01.09.00.00