Pagina 1
Bedieningshandleiding AMAz ISOBUS ED Software Lees en schenk aandacht aan deze MG5222 bedieningshandleiding voor u de BAH0085-4 11.17 machine in bedrijf stelt! Printed in Germany Bewaren voor verder gebruik!
Pagina 2
HET MAG NIET onbelangrijk of overbodig voorkomen, deze ge- bruiksaanwijzing te lezen en zich aan de aanwij- zingen te houden; het volstaat niet van anderen te horen, dat de machine goed is, ze daarom te ko- pen en te denken dat alles vanzelf gaat. De per- soon in kwestie berokkenent niet alleen zichzelf schade maar zal ook fouten maken waarbij het mislukken niet aan zichzelf doch aan de machine...
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Voor uw veiligheid .................... 7 Principiële veiligheidsaanwijzingen ....................7 Doelgericht gebruik ........................7 Opbouw en betekenis van waarschuwingen ..................8 Veiligheidssticker op het product ...................... 9 Afvoeren ............................. 9 ...
Pagina 5
Inhoudsopgave 6.1.1 Preview-tijd voorin- en uitschakelen ....................40 Snelheidsbron kiezen en configureren ..................... 43 6.2.1 Snelheidssensor via de 100 m-methode kalibreren ................44 6.2.2 Alternatieve snelheidsbronnen ....................... 44 Producten configureren ........................ 46 ...
Pagina 6
Inhoudsopgave 8.2.2 Hydraulische alarmen ........................77 8.2.3 Regelalarmen ..........................77 8.2.4 Machinespecifieke alarmen ......................78 Compatibiliteit tussen terminal en jobcomputer .................. 80 Compatibiliteit met ISOBUS-terminals ..................... 81 8.4.1 Compatibiliteit met ISOBUS-terminals ..................... 83 ...
Voor uw veiligheid Voor uw veiligheid Principiële veiligheidsaanwijzingen Bediening Tijdens het werken moeten de volgende instructies worden aangehouden: ▪ Lees de gebruiksaanwijzing van het landbouwapparaat door, dat u met behulp van het product gaat aansturen. ▪ Waarborg, voordat u de voertuigcabine verlaat, dat alle automatische mechanismen zijn gedeactiveerd of dat de handbedieningsmodus is geactiveerd.
Voor uw veiligheid Opbouw en betekenis van waarschuwingen Alle veiligheidsinstructies, die u in deze gebruiksaanwijzing vindt, worden als volgt weergegeven: WAARSCHUWING Dit signaalwoord markeert gevaren van gemiddeld risico, die mogelijkerwijs dodelijk of ernstig lichamelijk letsel tot gevolg kunnen hebben, wanneer deze niet worden vermeden. VOORZICHTIG Dit signaalwoord verwijst naar gevaren, die licht of gemiddeld lichamelijk letsel tot gevolg kunnen hebben, wanneer deze niet worden vermeden.
Voor uw veiligheid Veiligheidssticker op het product Sticker op de jobcomputer Niet reinigen met een hogedrukreiniger. Afvoeren Voer dit product na gebruik af conform de in uw land geldende wetgeving als elektronisch schroot. 30124695-02-200 01.09.00.00 BAH0085-4 - 11.17...
Over deze servicehandleiding Over de jobcomputer Functies van de jobcomputer De ISOBUS-jobcomputer is de schakelcentrale van de precisiezaaimachine. Op de jobcomputer zijn meerdere sensoren aangesloten, die belangrijke machinedelen bewaken. Gebaseerd op de signalen daarvan en de instellingen van de operator stuurt de jobcomputer de machine aan. Voor de bediening wordt een ISOBUS-terminal gebruikt.
Over deze servicehandleiding Systeemoverzicht Het systeem bestaat uit één of meerdere jobcomputers, die op de precisiezaaimachine zijn gemonteerd en het werk aansturen. Elke jobcomputer is voor het aansturen van bepaalde functies verantwoordelijk en ontvangt signalen van bepaalde sensoren. ISOBUS-jobcomputer Jobcomputer microgranulaat 2 (optie) ISOBUS-connector ERC-signaalverdeler CAN-bus-stekker...
Pagina 12
Over deze servicehandleiding Voorbeeldvariant De volgende afbeelding toont als voorbeeld, hoe een machine kan zijn opgebouwd: Radarsensor (optie) Vulvijzel (optie) Werkstandsensor Microgranulaatstrooier (optie) ISOBUS-apparaatcontactdoos Precisie-doseeraandrijving ISOBUS-jobcomputer Volume-doseeraandrijving (kunstmest, optie) Afdraaitoets BAH0085-4 - 11.17 30124695-02-200 01.09.00.00...
Over deze servicehandleiding Specificaties op de typeplaat Op de behuizing van de jobcomputer bevindt zich een typeplaat. Daarmee kunt u de jobcomputer identificeren. Specificaties op de typeplaat Artikelnummer van de klant Wanneer het product voor een landbouwmachinefabrikant is geproduceerd, verschijnt hier het artikelnummer van de landbouwmachinefabrikant.
Over deze servicehandleiding Over deze servicehandleiding Omvang van de handleiding In deze handleiding worden alle functies beschreven, die u met de jobcomputer kunt bedienen. Dit betekent, dat afhankelijk van de machine, niet alle hoofdstukken voor de bediening relevant zijn. Opbouw van de handelingsinstructies Handelingsinstructies behandelen stap voor stap, hoe u bepaalde werkzaamheden met het product kunt uitvoeren.
Principe van de bediening Principe van de bediening Jobcomputer op ISOBUS aansluiten Om de jobcomputer op de voedingsspanning en op de ISOBUS-terminal aan te sluiten, moet u de ISOBUS-kabel op een ISOBUS-aansluiting op de tractor aansluiten. Procedure Zo sluit u de jobcomputer op de ISOBUS aan: 1.
Principe van de bediening 6. Na de werkzaamheden maakt u de verbinding los en plaats u de stofbeschermdoppen weer. ⇨ Jobcomputer inschakelen Procedure 1. Sluit de ISOBUS-kabel van de jobcomputer aan op de ISOBUS-aansluiting op de tractor. 2. Start de ISOBUS-terminal. ⇨...
Principe van de bediening Opbouw van het werkvenster Het werkvenster is een deel van het beeldscherm, waarin u aan de getoonde symbolen kunt herkennen, in welke toestand de machine zich bevindt. Afhankelijk van de uitrusting van de machine worden niet altijd alle symbolen getoond. Informatie over de volumedoseeraandrijvingen, zie pagina 17 Informatie over de rijdoseeraandrijvingen, zie pagina 17 Informatie over de rijen, zie pagina 18...
Pagina 18
Principe van de bediening Informatie over de rijen In dit gebied ziet u: ▪ In welke rijen wordt wat uitgebracht: – - Zaaigoed – - Vaste kunstmest ▪ De actuele afwijking van de instelwaarde per rij. – - Instelwaarde wordt aangehouden. –...
Pagina 19
Principe van de bediening Informatie over de extra functies In dit gebied ziet u, wanneer bepaalde functies zijn geactiveerd. ▪ - Het zwaailicht is ingeschakeld. ▪ - De tankverlichting is ingeschakeld. ▪ - De werkschijnwerper is ingeschakeld. ▪ - De waterplasmodus is ingeschakeld. ▪...
Machine op het veld bedienen De machine op het veld bedienen Instelwaarde invoeren In het venster "Instellingen/doseerapparaat" kunt u voor elk doseerapparaat de volgende parameters instellen of inzien. Druk in het werkvenster op: ⇨ Venster "Instellingen/doseerapparaat" verschijnt. Definieert het actueel gekozen doseerapparaat. 1: Zaaigoed 2: Kunstmest (optie) 3: Microgranulaat (optie)
Machine op het veld bedienen Procedure 1. Druk in het werkvenster op: ⇨ Venster "Instellingen/doseerapparaat" verschijnt. 2. Configureer de parameter (zie pagina 20) - Bij een precisiezaaimachine slaat u (zie pagina 20) als optie de instellingen voor het gekozen doseerapparaat op. Daarbij wordt bovendien de parameter "Overbrengingsverhouding"(zie pagina 47) van het gekozen product overgenomen.
Machine op het veld bedienen ⇨ De doseerwielen draaien enkele seconden, tot de ingestelde hoek uit de parameter "Hoek voorinstelling“ (zie pagina 64) is bereikt. - Start de afdraaiproef. 8. Start de afdraaiproef van de machine. Ga te werk, zoals beschreven staat in de gebruiksaanwijzing van de machinefabrikant.
Machine op het veld bedienen 7. Beëindig de afdraaiproef van de machine. Ga te werk, zoals beschreven staat in de gebruiksaanwijzing van de machinefabrikant. ⇨ Op het beeldscherm verschijnt een venster met de tekst: "3". Resultaat“. 8. Voer het gewicht in het veld "Gewogen waarde" in. ⇨...
Machine op het veld bedienen Zaaien starten Procedure De machine rijdt. De machine is neergelaten. De doseercellen of het doseerwiel zijn met zaaigoed gevuld. De turbine heeft het minimale toerental bereikt. - Start het zaaien. Zaaien stoppen Procedure - Stop het zaaien. ⇨...
Machine op het veld bedienen Instelwaarde aanpassen tijdens het werken U kunt de instelwaarde tijdens het werken aanpassen. Wanneer u met meerdere producten werkt, kunt u de instelwaarde voor elk product afzonderlijke aanpassen. In het scherm en op de functiesymbolen verschijnt dan voor telkens een product een getal.
Machine op het veld bedienen Verlichting in- en uitschakelen U kunt tijdens het werken de verlichting in- en uitschakelen. Functiesymbool Betekenis Schakelt de werkschijnwerper aan en uit. Schakelt de tankverlichting aan en uit. Schakelt het zwaailicht aan en uit. Procedure 1.
Machine op het veld bedienen Rijpadenschakeling configureren Wanneer u een precisiezaaimachine gebruikt, moet u in het venster "Instellingen/Rijpaden" de vol- gende parameters configureren: Definieert de werkbreedte van de veldspuit, waarvoor u de rijpaden wilt aanleggen. Definieert de spoorbreedte van de tractor. Definieert, hoeveel rijen u voor het aanleggen van een rijpad per wiel moet uitschakelen.
Pagina 28
Machine op het veld bedienen Een rijpad wordt aangelegd. Aan de linkerzijde van de machine wordt een rijpad aangemaakt. Aan deze zijde van de machine, is de rijpadenschakeling niet actief. Er wordt dus geen rijpad bij deze oversteek aangelegd. Er verschijnt geen symbool. Lengte van de rijpadenverdeling Aantal oversteken, tot de rijpadenverdeling wordt herhaald.
Machine op het veld bedienen Schakelt de rijpadenschakeling uit. Wanneer u de rijpadenschakeling uitschakelt, worden geen oversteken meer geteld. Zo kunt u bijvoorbeeld de wendakker bewerken. De ingestelde rijpadenverdeling speelt dan geen rol meer. Wanneer de rijpadenschakeling is geactiveerd, verschijnt in het werkvenster het symbool: Wanneer dit symbool verschijnt, worden in de automatische modus ook de markeurs niet verder geschakeld.
Machine op het veld bedienen 5.11.1 Machine inklappen U kunt de machine in- of uitklappen, wanneer deze is opgetild en stilstaat. U kunt pas met de werkzaamheden beginnen, wanneer de machine is uitgeklapt. Functiesymbool Betekenis Machine uitklappen Machine inklappen Element rechts optillen om de hindernissen te ontwijken Element rechts neerlaten Element links optillen om de hindernissen te ontwijken Element links neerlaten...
Machine op het veld bedienen Wanneer tijdens het werken hindernissen opduiken: Procedure 1. Druk in het werkvenster op: - Activeer de hydraulische functie. 3. Element optillen om de hindernissen te ontwijken. - Bevestig. 5.11.2 Markeurs bedienen U kunt tijdens het werk markeurs gebruiken, om een oversteek te markeren. Functiesymbool Betekenis Alleen de linker markeur gebruiken.
Pagina 32
Machine op het veld bedienen 1. Druk in het werkvenster op: Procedure > 2. Kies aan welke zijde de markeur als eerste moet zijn neergelaten. Druk daarvoor op: ⇨ In het werkvenster ziet u, welke markeur beneden is. 3. Activeer de automatische regeling van de markeur met: ⇨...
Machine op het veld bedienen 5.11.3 Comfortschakeling Wanneer minder tractorregeleenheden ter beschikking zijn dan nodig, dan kan een tractorregeleenheid worden bezet met twee machinefuncties. De functies kunnen worden verwisseld! Voor het bedienen van de tractorregeleenheid de schakelstand van de schakeleenheid controleren. Procedure 1.
Machine op het veld bedienen 5.12 Rij-uitschakeling Uitgeschakelde rij Ingeschakelde rij Actuele cursorpositie Gemarkeerde rij Bij de precisiezaaimachine is de volgende status van de rijen mogelijk: ▪ - De rij is tijdens het uitbrengen geactiveerd. ▪ - De rij is tijdens het uitbrengen door SECTION-Control of de gebruiker uitgeschakeld. ▪...
Machine op het veld bedienen 5.12.1 Stapsgewijze uitschakeling Wanneer u een precisiezaaimachine gebruikt, kunt u de rijen stapsgewijs in- of uitschakelen. Functiesymbool Betekenis Schakelt van links naar rechts uit. Schakelt van rechts naar links uit. Schakelt van links naar rechts in. Schakelt van rechts naar links in.
Machine op het veld bedienen 5.13 Waterplasmodus gebruiken U kunt tijdens het werken de machine optillen of neerlaten, zonder het werk te onderbreken. Daardoor voorkomt u: ▪ Dat de machine in een poel wegzinkt. ▪ Dat een nieuwe oversteek wordt geteld. ▪...
Machine op het veld bedienen 5.16 Resultaten bekijken 5.16.1 Resultaten In het venster "Resultaten ziet u, hoeveel u van elk product heeft uitgebracht en op welk oppervlak. U kunt de tellers in dit venster voor aanvang van de werkzaamheden resetten. Bovendien kunt u in het venster "PRODUCTDATABASE“...
Machine op het veld bedienen 5.16.2 Totaalresultaten In het venster "Totaalresultaten" vindt u de tellers, die sinds de eerste ingebruikname van de jobcomputer de werkzaamheden documenteren. De volgende tellers zijn aanwezig: ▪ "Bedrijfsuren" - Tijd, gedurende welke de jobcomputer is ingeschakeld. ▪...
Jobcomputer voor het werk configureren Jobcomputer voor het werk configureren Geometrie invoeren Met de geometrie van een landbouwkundige machine wordt een serie parameters bedoeld, die de afmetingen beschrijven. De geometrie is vooral belangrijk voor alle systemen, waarbij GPS-gestuurd wordt gewerkt. Welke afstanden u invoert, hang ervan af, of de landbouwmachine wordt getrokken, op een tractor is opgebouwd of zelfrijdend is.
Jobcomputer voor het werk configureren 6.1.1 Preview-tijd voorin- en uitschakelen Bovendien kunt u voor de betreffende spuitboom de traagheid bij het in- en uitschakelen van de machine invoeren. Wanneer missers optreden, kan de instelling door de klant altijd worden geoptimaliseerd: dit is geen reclamatiegeval! ...
Jobcomputer voor het werk configureren 6.1.1.2 Overlapping van bewerkte oppervlakken Preview-tijd voor uitschakelen (zie pagina 39) Preview-tijd inschakelen (zie pagina 39) (A) Lengte van de overlapping Uitschakelen – Toegang tot een bewerkt oppervlak: preview- Inschakelen – Verlaten van een bewerkt oppervlak: preview- tijd vergroten (zie pagina 42).
Jobcomputer voor het werk configureren 6.1.1.4 Correctietijden voor previewtijden bij overlapping/onbewerkte vlakken De correctietijden zijn niet met elke bedieningsterminal compatibel. Lengte van de overlapping (A) / Lengte onbewerkt oppervlak (B) 0,5 m 1,0 m 1,5 m 2,0 m 2,5 m 3,0 m 360 ms 720 ms...
Jobcomputer voor het werk configureren Procedure Het zaaien is gestopt. 1. Druk in het werkvenster op: > > > ⇨ Het venster "Geometrie" verschijnt. ⇨ Op het beeldscherm ziet u, welke maten u moet meten en waar u deze kunt invoeren. 2.
Jobcomputer voor het werk configureren 6.2.1 Snelheidssensor via de 100 m-methode kalibreren Bij de kalibratie van de snelheidssensor met de 100 m-methode bepaalt u het aantal impulsen, dat de snelheidssensor over een afstand van 100 m geeft. De snelheidssensor "Machine" kan als bodemwiel-impulsteller of als radarsensor zijn uitgevoerd.
Pagina 45
Jobcomputer voor het werk configureren 6.2.2.1 Snelheidssignaal van de tractor gebruiken In plaats van de machinesnelheidssensor wordt het snelheidssignaal via de ISOBUS-kabel van de tractor aan de jobcomputer van de machine doorgegeven. Procedure Het zaaien is gestopt. 1. Druk in het werkvenster op: >...
Jobcomputer voor het werk configureren Producten configureren U kunt alle producten, waar u meer werkt, in de product-database configureren. Procedure 1. Druk in het werkvenster op: > > ⇨ Venster "PRODUCTDATABASE" verschijnt. 2. Kies het product, dat u wilt configureren. 3.
Jobcomputer voor het werk configureren 6.3.6 Parameter "Kalibratiefactor" Bij een precisiezaaimachine stelt u in, hoeveel korrels per omwenteling van het doseerwiel worden uitgebracht. Geeft de waarde aan, die bij de afdraaiproef werd bepaald. 6.3.7 Parameter "Overbrengingsverhouding" Voer de overbrengingsverhouding tussen doseerapparaat en product in. Voorbeeld: een overbrengingsverhouding van 50/1 betekent, dat de doseeras 50 keer moet draaien, zodat de motoras eenmaal draait.
Jobcomputer voor het werk configureren 6.3.11 Parameter "Afwijkingstolerantie" Stel voor elk product in, vanaf hoeveel afwijking ten opzichte van de instelwaarde, een alarm moet worden gegeven. Bij een precisiezaaimachine geldt de afwijkingstolerantie voor elke rij. De linkerwaarde geldt voor een afwijking naar boven, de rechter voor een afwijking naar beneden. Kunstmestdosering met mechanische doseeraandrijving: Bij machines met mechanische kunstmestdoseeraandrijving is de afwijkingstolerantie zodanig ingesteld, dat het alarm pas bij variaties groter dan ±...
Jobcomputer voor het werk configureren Referentiekalibratie van de werkstand uitvoeren Om de waarborgen dat de jobcomputer correct herkent, wanneer uw machine in de werkstand staat, moet u een kalibratie uitvoeren. Een handmatige controle van de zaaigoedpositionering in het veld is absoluut noodzakelijk. Toestanden bij de referentiekalibratie Machine is niet in de werkstand Schakelpunt: wanneer deze machinehoogte wordt onderschreden, schakelen de doseringen in...
Pagina 50
Jobcomputer voor het werk configureren 4. In het venster referentiekalibratie scrolled u naar de instelling van de werkstand. ⇨ Laat uw machine neer en til deze aansluitend op, tot het zaaigoedaflegpunt 1 cm boven de bodem staat. ⇨ Wanneer deze machinehoogte wordt overschreden, schakelen de doseringen uit (uitschakelhoogte).
Jobcomputer voor het werk configureren Universal Terminal (UT) en Task Controller (TC) selecteren Wanneer u meer dan één terminal of meer dan één Task Controller gebruikt, kunt u kiezen, welke u wilt gebruiken. 1. Druk in het werkvenster op: > >...
Uitrusting van de machine configureren Uitrusting van de machine configureren De uitrusting van de machine wordt in een afzonderlijk deel van de applicatie geconfigureerd. Binnen dat deel vindt u verschillende parameters. Voor elke parameter bestaan onafhankelijk van elkaar autorisatieniveaus: Niveau 0 – Iedereen kan de configuratie veranderen. Niveau 1 –...
Uitrusting van de machine configureren Algemene configuratie – niveau 0 Bij de configuratie van de machine moet u de basisuitrusting van de machine instellen. De machine moet u altijd als eerste configureren. Machinedeel, dat momenteel wordt geconfigureerd Parameterlijst Hier verschijnt een getal, wanneer er meerdere configureerbare dezelfde machinedelen bestaan. Het getal geeft het machinedeel aan, dat momenteel wordt geconfigureerd (doseerapparaat 1...3).
Uitrusting van de machine configureren 7.1.3 Parameter "Snelheidsbron" Kies de bron, van waaruit de jobcomputer de actuele snelheid ontvangt. U moet de snelheidsbron configureren (zie Snelheidsbron kiezen en configureren, pagina 43). 7.1.4 Parameter "Seq. DB-schakeling reset" Deze parameter heeft u alleen nodig, wanneer u een precisiezaaimachine gebruikt. Kies, of de deelbreedteschakeling na het werken in de wendakker automatisch weer moet worden geactiveerd.
Uitrusting van de machine configureren Uitgebreide configuratie – niveau 1 1. Stop het zaaien: 2. Druk in het werkvenster op: > > > ⇨ Venster "Instellingen" verschijnt. ⇨ Achter elk functiesymbool vindt u parameters betreffende een machinedeel. Welk functiesymbool voor welk machinedeel staat, vindt u in het volgende hoofdstuk. - Open de invoer van het wachtwoord 4.
Uitrusting van de machine configureren 7.2.1 Parameter – extra functies Afhankelijk van de uitrusting worden de genoemde functies niet door de jobcomputer ondersteund. U bevindt zich in niveau 1. Kies, welke extra functies op de machine aanwezig zijn. De volgende extra functies worden door de jobcomputer ondersteund: ▪...
Uitrusting van de machine configureren 7.2.3 Parameter "Weergavefilter" U bevindt zich in niveau 1. Voer een tijd in, na welke de weergave van de snelheid in het werkvenster moet worden geactualiseerd. Deze parameter heeft geen invloed op de dosering. Wanneer de impulsgevende snelheidssensor op de machine weinig impulsen levert, realiseert u met dit filter een stabilisatie van de getoonde snelheid.
Uitrusting van de machine configureren 7.2.9 Parameter "Max. werksnelheid" U bevindt zich in niveau 1. Voer de maximaal mogelijke werksnelheid voor het strooien in. 7.2.10 Parameter "Machinenaam" U bevindt zich in niveau 1. Voer een naam voor de machine in. Deze naam wordt bijvoorbeeld in de applicatie ISOBUS-TC getoond.
Pagina 59
Uitrusting van de machine configureren Functiesymbolen voor de machinedelen Functiesymbool Machinedelen Bomen zie Configuratie van de spuitbomen, pagina 61 Doseerapparaten zie Configuratie van de doseerapparaten, pagina 63 Doseerassen zie Configuratie van de doseerassen, pagina 65 PWM-parameters zie Configuratie van de PWM-parameters, pagina 65 Lineaire sensoren zie Configuratie van de lineaire sensoren, pagina 69 Deelbreedte...
Pagina 60
Uitrusting van de machine configureren De configuratie van de volgende machinedelen wordt niet door de jobcomputer ondersteund. Functiesymbool Machinedelen (geen configuratie mogelijk) Tanks (geen configuratie mogelijk) Connectoren (geen configuratie mogelijk) Lineaire aandrijvingen (geen configuratie mogelijk) Afdraaikleppen (geen configuratie mogelijk) Toerentalsensoren (geen configuratie mogelijk) Magneetventielen (geen configuratie mogelijk) Rijen (geen configuratie mogelijk) Turbine (geen configuratie mogelijk)
Uitrusting van de machine configureren 7.3.1 Configuratie van de spuitbomen Procedure 1. Stop het zaaien: 2. Druk in het werkvenster op: > > > ⇨ Venster "Instellingen" verschijnt. U heeft het venster voor de configuratie opgeroepen. - Configureer de spuitbomen 7.3.1.1 Parameter "ISOBUS-TC-functionaliteit"...
Pagina 62
Uitrusting van de machine configureren 7.3.1.2 Parameter "Werkstand" Kies uit welke bron de jobcomputer informatie over de werkstand ontvangt. Wanneer u met meerdere werkstanden werkt, kunnen ook meerdere sensoren worden gekozen. 7.3.1.3 Parameter "Traagheid bij aan" Voer voor de betreffende spuitboom de traagheid bij het inschakelen van de machine in. Wanneer de machine te laat schakelt, verhoogt u de traagheid.
Uitrusting van de machine configureren 7.3.2 Configuratie van de doseerapparaten Procedure 1. Stop het zaaien: 2. Druk in het werkvenster op: > > > ⇨ Venster "Instellingen" verschijnt. U heeft het venster voor de configuratie opgeroepen. 3. Druk in het venster "Instellingen/Machine" op: >...
Pagina 64
Uitrusting van de machine configureren 7.3.2.3 Parameter "Voorlooptijd" U bevindt zich in niveau 1. Stel de tijd in, gedurende welke het doseerapparaat moet voorlopen, wanneer de voorloopfunctie actief is. Indien u binnen deze tijd met het werk begint, neemt de jobcomputer de regeling over. Indien u binnen deze tijd niet met het werk begint, dan schakelt de doseeraandrijving na deze tijdsperiode uit.
Uitrusting van de machine configureren 7.3.3 Configuratie van de doseerassen Procedure Ga als volgt te werk, om het configuratievenster op te roepen: 1. Stop het zaaien: 2. Druk in het werkvenster op: > > > > 3. Voer het wachtwoord in ⇨...
Uitrusting van de machine configureren 7.3.4.1 Parameter "Minimum PWM" Met de parameter "Minimum PWM" wordt het startpunt van de doseerapparaten gedefinieerd. U bevindt zich in niveau 1. Voer een minimale PWM-waarde in. De ingestelde waarde geeft het percentage van het maximale toerental aan van een aandrijving of lineaire aandrijving.
Pagina 67
Uitrusting van de machine configureren 5. Configuratie van de fabrieksinstelling: ▪ "Inschakelspanning": 12,0 V ▪ "Houdspanning": 10,0 V ▪ "Inschakelduur": 0,20 s ▪ "Modulevertraging": 0,05 s - Met het verlaten van het configuratievenster zendt u de configuratie aan de ERC- module.
Uitrusting van de machine configureren 7.3.6 Configuratie van het rijpadensysteem Procedure Ga als volgt te werk, om het configuratievenster op te roepen: 1. Stop het zaaien: 2. Druk in het werkvenster op: > > > ⇨ Venster "Instellingen" verschijnt. 3. Druk in het venster "Instellingen/Machine" op: ⇨ U kunt het rijpadensysteem configureren.
Uitrusting van de machine configureren 7.3.7 Configuratie van de lineaire sensoren De waarden, die u bij de configuratie van de lineaire sensor moet invoeren, vindt u in het specificatieblad van de sensorfabrikant. Procedure Ga als volgt te werk, om het configuratievenster op te roepen: 1.
Pagina 70
Uitrusting van de machine configureren 7.3.8.1 Parameter "Toegekend doseerapparaat" Voer in, welk doseerapparaat een deelbreedte schakelt. Wanneer geen enkel doseerapparaat een deelbreedte schakelt, kiest u "Nee". 7.3.8.2 Parameter "Werkbreedte" U bevindt zich in niveau 1. Voer voor elke deelbreedte de bijbehorende werkbreedte in. Bij verandering van de werkbreedte moet voor elke rij een nieuwe waarde worden geconfigureerd.
Oplossen van storingen Oplossen van storingen Diagnose uitvoeren In de diagnose kunt u de gemeten waarden van alle pins aflezen, die op de signaalverdeler zijn aangesloten. Bovendien kunt u testen, of de functies van de jobcomputer werken zoals gewenst. Procedure Het zaaien is gestopt.
Pagina 72
Oplossen van storingen Voor de kabeladers zijn de volgende afkortingen mogelijk: ▪ "MA" De MA staat voor Master-Jobcomputer. Voorbeeld: MA28 betekent master-jobcomputer, pin 28 ▪ "1S"... "4S" 1S t/m 4S staat voor de betreffende slave-jobcomputer. Voorbeeld: 1S14 betekent eerste slave-jobcomputer, pin 14 Afhankelijk van de functie van de afzonderlijke componenten zijn de volgende meetwaarden mogelijk: ▪...
Pagina 73
Oplossen van storingen U kunt de volgende instellingen uitvoeren: ▪ "Uitgangswaarde LS" – "PWM" Afhankelijk van de ingevoerde PWM-waarde kunt u testen, of een elektrische of hydromotor bij de ingevoerde PWM-waarde draait. – "Toeren" Afhankelijk van het toerental kunt u testen, hoe lang een elektrische of hydromotor nodig heeft, om het ingestelde toerental te bereiken.
Oplossen van storingen 8.1.1 Diagnose ERC Het zaaien is gestopt. ERC-modules zijn geconfigureerd (zie pagina 66). Procedure 1. Druk in het werkvenster op: > > > ⇨ Het venster "Diagnose" verschijnt. 2. Druk in het diagnosevenster op: ⇨ Roep het getoonde venster op. In het venster ziet u de meetwaarden en mogelijke instellingen van de afzonderlijke functies.
Oplossen van storingen 8.1.2 Versienummers controleren Procedure Zo gaat u te werk, om de versienummers te controleren: 1. Druk in het werkvenster op: > > > > ⇨ Het venster "Versienummers" verschijnt. ⇨ Alle versienummers worden getoond. De volgende versienummers bestaan: Versienummer Betekenis Serienummer...
Oplossen van storingen Alarmmeldingen 8.2.1 ISO-alarmen Overzicht van de alarmmeldingen Alarmtekst Mogelijke oorzaak Oplossing De verbinding met een slave- 001/011 Systeem is gestopt. Nieuwe start nodig. jobcomputer is onderbroken. Start de jobcomputer opnieuw. Een downloadmanager is geactiveerd. Configuratie is veranderd. De Wacht, tot de jobcomputer opnieuw De configuratie is veranderd.
Oplossen van storingen 8.2.2 Hydraulische alarmen Overzicht van de alarmmeldingen Alarmtekst Mogelijke oorzaak Oplossing Hydrauliektabel is niet compatibel met De hydrauliektabel komt niet overeen Gebruik een andere hydrauliektabel of de configuratie. met de configuratie van de jobcomputer. verander de configuratie. Hydrauliektabel is niet compatibel.
Oplossen van storingen Alarmtekst Mogelijke oorzaak Oplossing Doseeras staat stil. De toerentalsensor aan de doseeras Stop direct! registreert geen beweging van de Los de oorzaak op. doseeras. Doseeraandrijving draait te snel. U rijdt te snel. De doseeraandrijving kan Rijd langzamer of monteer een grotere bij de actuele snelheid niet betrouwbaar doseerrotor.
Pagina 79
Oplossen van storingen Alarmtekst Mogelijke oorzaak Oplossing Zaadstroom in uitgeschakelde rij De rij is defect. Controleer de rij. herkend. Tank heeft laag niveau. Weinig zaaigoed of kunstmest in de tank. Vul de tank bij. Tank is leeg. Geen zaaigoed of kunstmest in de tank. Vul de tank bij.
Oplossen van storingen Compatibiliteit tussen terminal en jobcomputer Wanneer na het starten van de applicatie het volgende symbool verschijnt, is uw terminal niet compatibel met de jobcomputer. U heeft een andere terminal nodig, om met de jobcomputer te kunnen werken. De terminal kan om de volgende redenen niet compatibel zijn met de jobcomputer: Betekenis Er is een ongedefinieerde fout aanwezig.
Pagina 82
Oplossen van storingen ISOBUS MULTI- Terminal Traag- Aux2 Geom. Control heid 2.13.102 JD 1800 JD 2600 2.8.1033 3.30.123 JD 2630 n.t. Kverneland Isomatch V1.02 Tellus Go Kverneland Isomatch V1.12 Tellus Pro Topcon 3.18.43 Trimble 3.5.1.3 TMX-2050 Opmerkingen: Bij meer dan één boom, kan de boom voor SECTION-Control in de applicatie ISOBUS-TC worden gekozen.
Oplossen van storingen 8.4.1 Compatibiliteit met ISOBUS-terminals Legenda L3: ▪ Terminal = met deze terminal is de jobcomputer getest. ▪ SW = softwareversie van de geteste terminal. ▪ ISOBUS-TC of TC = wordt de instelwaarde van de Task-Controller van de terminal correct aan de jobcomputer overgedragen? ▪...
Oplossen van storingen ISOBUS-jobcomputer configureren De jobcomputer heeft bij uitlevering een standaardinstelling. Na vervangen moet, voor de eerste inbedrijfstelling van de computer de bij de machine passende instelling worden uitgevoerd. Deze instellingen zijn niet via de machine-setup mogelijk! De instelling wordt met een configuratiebestand uitgevoerd, die met het softwarepakket wordt geïn- stalleerd.
Toetsindeling van de joystick Technische gegevens Technische gegevens van de jobcomputer Jobcomputer ECU-Midi HW 1.5.0, 1.5.3, 1.5.4, 1.6.0, 1.7 Processor: Fujitsu MB96F338RS 48MHz met 32kByte RAM en 544kByte Flash Geheugen: 64kBit I2C-EEPROM en 32MBit SPI-Flash-Memory Aansluitingen: ▪ 16-polige stekker voor voedingsspanning en CAN (J1939 of ISO 11783) ▪...
Toetsindeling van de joystick Toetsindeling van de joystick 9.3.1.1 Standaard toetsindeling bij AmaStick Wanneer u een AmaStick gebruikt, worden de volgende functies geactiveerd, wanneer u een bepaalde toets op de joystick indrukt. Op de tekeningen ziet u ook, in welke positie de schakelaar aan de zijkant zich moet bevinden. Vult bij een precisiezaaimachine de doseercellen met zaaigoed.
Toetsindeling van de joystick 9.3.2 Toetsindeling bij AmaPilot Niveau 1 (1) Rijen stapsgewijs bij-/uitschakelen (2) Instelwaarde aanpassen tijdens het werken (2a) Kunstmest (1) (2b) Zaaigoed (2) (3) Voorstopfunctie, alle geselecteerde doseeraandrij- vingen worden gestopt (4) Voordoseren, vult de doseercellen met zaaigoed. (5) Herstelt weer de instelwaarde van 100 % (6) Schakelt alle rijen in Niveau 2...
Toetsindeling van de joystick 9.3.3 Beschikbare functies bij AmaPilot Wanneer u een AmaPilot gebruikt, kunt u de toetsen willekeurig met de volgende functies bezetten. Hoe u de toetsenbezetting van de joystick configureert, vindt u in de handleiding van de terminal. Functiesymbool Betekenis Verhoogt de instelwaarde.
Verklaring van de signalen in het bezettingsschema Verklaring van de signalen in het bezettingsschema Bij elk machinemodel hoort een bezettingsschema. Het bezettingsschema, dat bij uw machine past, ontvangt u van uw contactpersoon bij Müller-Elektronik. In de tabel hierna vindt u de uitleg van de tekst, die u in het bezettingsschema tegenkomt. Verklarende woordenlijst –...
Pagina 90
Verklaring van de signalen in het bezettingsschema Verklarende woordenlijst – uitgangssignalen Duits Engels Verklaring 0VL of GNDL 0VL or GNDL 0 V voor actoren 12VL 12VL 12 V voor actoren Doseeraandrijving Metering drive Actor, die het doseerapparaat van energie voorziet. Zaaimachine optillen Lift seeder Actor, die de machine optilt.