Uitrusting van de machine configureren
7
7.3.1.2
Parameter "Werkstand"
7.3.1.3
Parameter "Traagheid bij aan"
7.3.1.4
Parameter "Traagheid bij uit"
7.3.1.5
Parameter "Verzet Y"
7.3.1.6
Parameter "Verzet X"
62
Kies uit welke bron de jobcomputer informatie over de werkstand ontvangt.
Wanneer u met meerdere werkstanden werkt, kunnen ook meerdere sensoren worden gekozen.
Voer voor de betreffende spuitboom de traagheid bij het inschakelen van de machine in.
Wanneer de machine te laat schakelt, verhoogt u de traagheid.
Wanneer de machine te vroeg schakelt, verlaagt u de traagheid.
Voer voor de betreffende spuitboom de traagheid bij het uitschakelen van de machine in.
Wanneer de machine te laat schakelt, verhoogt u de traagheid.
Wanneer de machine te vroeg schakelt, verlaagt u de traagheid.
U bevindt zich in niveau 1.
Voer voor elke connector de verzet Y in.
Welke afstand u daarvoor moet meten, vindt u in het hoofdstuk "Geometrie invoeren" (zie pagina 39).
U bevindt zich in niveau 1.
Voer voor elke spuitboom het verzet X in.
Welke afstand u daarvoor moet meten, vindt u in het hoofdstuk "Geometrie invoeren" (zie pagina 39).
BAH0085-4 - 11.17
30124695-02-200
01.09.00.00