Bediening
Als u het gerecht bij de functie
rechtstreeks op de bodem
netron
van de ovenruimte plaatst, kan de
oven beschadigd raken.
Schuif bij de functie
de glazen schaal op niveau 1 in de
oven en zet voorwerpen als kopjes
en bakvormen altijd op de glazen
schaal.
Schakel de oven in.
Het hoofdmenu verschijnt.
Plaats het gerecht in de oven.
Kies
Ovenfuncties
Kies de gewenste functie.
De functie verschijnt. Naargelang de
functie verschijnen het voorgeprogram-
meerde magnetronvermogen, de voor-
geprogrammeerde temperatuur en de
bereidingstijd.
Wijzig de voorgeprogrammeerde
waarden voor de bereiding en stel in-
dien nodig de bereidingstijd in.
De voorgeprogrammeerde waarden
kunt u alsnog wijzigen met behulp van
de betreffende waarde of
Bij functies zonder magnetron start u
de bereiding met behulp van de sen-
sortoets OK.
Bij functies met magnetron start u de
bereiding met
Start
Bij alle functies verschijnen de inge-
stelde waarden en het bereidingsproces
loopt.
62
Mag-
Magnetron
.
Timer
.
.
Wanneer u een temperatuur hebt inge-
steld, kunt u het stijgen van de tempe-
ratuur in het display volgen. Als de inge-
stelde temperatuur voor het eerst wordt
bereikt, klinkt er een signaal.
De magnetronfunctie wordt uitgescha-
keld zodra u het bereidingsproces met
Stop
onderbreekt of de deur van de
oven opent. U kunt de bereiding voort-
zetten met
.
Start
Kies na de bereiding
(afhankelijk van de functie).
Sluiten
Haal het gerecht uit de oven.
Schakel de oven uit.
Waarden en instellingen voor
een bereidingsproces wijzigen
Zodra een bereidingsproces loopt, kunt
u naargelang de functie de waarden of
instellingen voor dit bereidingsproces
wijzigen.
Naargelang de functie kunt u volgende
instellingen wijzigen:
–
Temperatuur
–
Vermogen
–
Bereidingstijd
–
Einde om
–
Start om
–
Booster
–
Voorverwarmen
–
Crisp function
Beëindigen
of