6 Verhelpen van storingen
6.4.4
RS-232C-interface
Nr.
1
Controleer of de RS-232C-kabel op de juiste manier aangesloten is.
2
Controleer of de kabel niet beschadigd is.
3
Controleer de configuratie van de printer.
Controleer de instelling van de RS-232C-interface via Settings (Instellingen) > Interface > RS-232C.
4
Als uw computer meerdere RS-232C-poorten heeft, sluit dan aan op een andere poort.
5
Schakel de printer en computer opnieuw in.
6
Controleer of er geen andere software dezelfde RS-232C-poort gebruikt.
6.4.5
IEEE1284-interface
Nr.
1
Controleer of de printerkabel op de juiste manier aangesloten is op de LPT-poort van de computer.
2
Controleer of de kabel niet beschadigd is.
3
Als u een Windows-printerstuurprogramma gebruikt, controleer dan of de juiste poort geselecteerd is.
4
Controleer de configuratie van de printer.
Controleer de instelling van de IEEE1284-interface via Settings (Instellingen) > Interface >
IEEE1284.
5
Sluit aan op een andere poort.
6
Schakel de printer opnieuw in.
6.4.6
Extern signaal (EXT)-interface
Nr.
1
Controleer of de printer en het externe apparaat op de juiste manier via een kabel met elkaar
verbonden zijn.
2
Controleer of de kabel niet beschadigd is.
3
Controleer of het externe apparaat ingeschakeld is.
4
Controleer de configuratie van de printer.
Controleer de instelling van de extern signaal-interface (EXT) via Settings (Instellingen) > Interface >
External I/O
5
Schakel de printer en het externe apparaat opnieuw in.
244
CL4NX/CL6NX Bedieningshandleiding
Wat moet u controleren?
Wat moet u controleren?
Wat moet u controleren?
(Externe I/O).