6.4 Verhelpen van interfacestoringen
Als zich een interfacefout voordoet bij de printer, controleer dan de checklist voor de betreffende
interface.
6.4.1
USB-interface
Nr.
1
Controleer of de USB-kabel op de juiste manier aangesloten is.
2
Controleer of de kabel niet beschadigd is.
3
Controleer de configuratie van de printer.
Controleer de instelling van de USB-interface via Settings (Instellingen) > Interface > USB.
4
Als uw computer meerdere USB-poorten heeft, sluit dan aan op een andere poort.
5
Koppel de andere USB-apparaten los van de computer.
6
Schakel de printer en computer opnieuw in.
7
Installeer het USB-stuurprogramma opnieuw.
6.4.2
LAN ethernet-interface
Nr.
1
Controleer of de LAN-kabel op de juiste manier aangesloten is.
2
Controleer of de kabel niet beschadigd is.
3
Controleer de configuratie van de printer.
Controleer de instelling van de LAN ethernet-interface via Settings (Instellingen) > Interface >
Network
(Netwerk).
4
Controleer of het toegewezen IP-adres bereikbaar is met PING.
5
Controleer of de hub ingeschakeld is.
6
Controleer of de hub niet defect is.
7
Schakel de printer opnieuw in.
6.4.3
Bluetooth-interface
Nr.
1
Controleer of de Bluetooth-functie ingeschakeld is.
2
Controleer of de apparaten die dezelfde frequentieband gebruiken, zoals wireless LAN-apparaten of
magnetrons, niet in gebruik zijn.
3
Controleer of er zich geen obstakels, zoals een metalen rek, tussen de printer en de host bevinden.
4
Controleer de configuratie van de printer.
Controleer de instelling van de Bluetooth-interface via Settings (Instellingen) > Interface > Bluetooth.
5
Schakel de printer en computer opnieuw in.
6
Installeer het Bluetooth-stuurprogramma opnieuw.
Wat moet u controleren?
Wat moet u controleren?
Wat moet u controleren?
CL4NX/CL6NX Bedieningshandleiding
6 Verhelpen van storingen
243