sysContact
Interface > Network (Netwerk) > Services > SNMP > sysContact
Instellen van de contactinformatie.
U kunt letters, cijfers en symbolen invoeren tussen de 0 en 255 tekens.
sysName
Interface > Network (Netwerk) > Services > SNMP > sysName
Instellen van de naaminformatie.
U kunt letters, cijfers en symbolen invoeren tussen de 0 en 255 tekens.
sysLocation
Interface > Network (Netwerk) > Services > SNMP > sysLocation
Instellen van de locatie-informatie.
U kunt letters, cijfers en symbolen invoeren tussen de 0 en 255 tekens.
Agent
Interface > Network (Netwerk) > Services > SNMP > Agent
Instellen van de agent-functie.
De volgende opties zijn beschikbaar:
1
Enable
(Inschakelen)
2
Read-Only (Alleen
lezen)
3
Read-Write
(Lezen/schrijven)
Gebruiken van de agent-functie.
Instellen van de Alleen lezen-functie.
Instellen van de Lezen/schrijven-functie.
4 Bediening en configuratie
CL4NX/CL6NX Bedieningshandleiding
123