Inhoudsopgave
Advertenties
4 Bediening en configuratie
Output Error Mode (Foutmodusoutput)
Interface > RFID > Output Error Mode (Foutmodusoutput)
Instellen van het outputsignaal voor de RFID-fout.
De volgende opties zijn mogelijk:
• Pulse (Puls): instellen van puls als outputsignaal als zich een RFID-
fout voordoet.
• Level (Niveau): instellen van niveau als outputsignaal als zich een
RFID-fout voordoet.
Pulse Length (Pulslengte)
Interface > RFID > Pulse Length (Pulslengte)
Instellen van de tijdsduur van het outputsignaal voor de RFID-fout.
Verschijnt enkel als u Pulse (Puls) geselecteerd heeft in het menu Output
Error Mode (Foutmodusoutput).
De volgende opties zijn mogelijk:
• 100 ms
• 200 ms
• 300 ms
• 400 ms
• 500 ms
Counters (Tellers)
Interface > RFID > Counters (Tellers)
Instellen van de RFID-teller.
De volgende opties zijn beschikbaar:
1
Life time
(Levensduur)
2
User (Gebruiker)
154
CL4NX/CL6NX Bedieningshandleiding
Weergeven van het aantal keer schrijven naar
de RFID-tag.
Weergeven van het aantal afdrukken na het
wissen van de RFID-teller.
U
H
HF
F
U
H
HF
F
U
H
HF
F
Advertenties
Inhoudsopgave
