Bedieningsinstructies
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1
Afb. T: Printplaat positioner A7, Split Range versie
P9 (∆E)
P7 (Sens)
P3 (0)
P4 (max)
Meetpunten
{
E1
Meetpunten
{
E2
S1-7
Voorbeeld:
Er moeten twee aandrijvingen in een Split Range versie functioneren.
Aandrijving 1 dient bij een stuursignaal (E1) van 0 mA in stand DICHT te zijn
en bij een stuursignaal van 10 mA in stand OPEN. Voor aandrijving 2 geldt, dat
deze bij een stuursignaal van 10 mA in eindstand DICHT moet zijn en bij een
stuursignaal van 20 mA in eindstand OPEN.
.
Positioner aandrijving 1:
Activeer E1 = 0 mA , stel met P5 = 0 V in bij M3 (gemeten tegen MP1,
.
activeer E1 = 10 mA , stel met P6 = 5 V in bij M9 (gemeten tegen MP1).
Positioner aandrijving 2:
Activeer E1 = 10 mA, stel met P5 = 0 V in bij M3 (gemeten tegen MP1),
.
activeer E1 = 20 mA , stel met P6 = 5 V in bij M9 (gemeten tegen MP1.
Verricht de instellingen en aanpassingen ten aanzien van E2 etc. Daarna
kan het stuursignaal E1 aan beide aandrijvingen (kunnen in serie
.
geschakeld worden) gezonden worden.
Tijdens bedrijf in het bereik E1 = 0 – 10 mA beweegt aandrijving 1 de afsluiter
en blijft aandrijving 2 in de eindstand DICHT.
Tijdens bedrijf in het bereik E1 = 10 – 20 mA beweegt aandrijving 2 de
afsluiter en blijft aandrijving in de eindstand OPEN.
met besturingseenheid AMExC 01.1
P6
P5
S2-7
S3-7
V28 (groen)
V27 (geel)
V18 (rood)
V10 (rood)
P10
39