Bedieningsinstructies
16.2 Instelling 3-/4-draadssysteem 4 – 20 mA
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1
.
.
Sluit de spanning aan op de elektronische standmelder.
.
Breng de afsluiter in de eindstand DICHT.
.
Verwijder (indien aanwezig) het schijfje van de mech. standaanwijzing.
Sluit het meetinstrument voor 0 – 20 mA aan op de meetpunten (afb. P-2).
Het stroomcircuit (externe belasting) moet aangesloten zijn
(let op de max. belasting R
de klemmen (zie aansluitschema) moeten aangesloten zijn,
anders kan geen waarde gemeten worden.
.
.
Draai potentiometer (E2) met de wijzers van de klok mee tot de aanslag.
Draai potentiometer (E2) een klein beetje terug.
Afb. P-2
"0" (0/4 mA)
Afdekplaat
Meetpunt (+)
0/4 – 20 mA
.
Draai potentiometer "0" naar rechts, totdat de uitgangsstroom begint toe te
.
nemen.
Draai potentiometer "0" terug, totdat een reststroom van ca. 0,1 mA
.
bereikt is.
.
Breng de afsluiter in de eindstand OPEN.
.
Stel met behulp van potentiometer "max." de eindwaarde in op 16 mA.
.
Breng de afsluiter in de eindstand DICHT.
Regel met potentiometer "max." (0,1 mA) de beginwaarde af op 4 mA.
Daarmede verschuift tegelijkertijd de eindwaarde 4 mA, zodat op deze wijze
.
het bereik van 4 - 20 mA doorlopen wordt.
Breng de afsluiter opnieuw in beide eindstanden en controleer de instelling.
Indien nodig: corrigeer de instelling.
Als de maximale waarde niet bereikt wordt, moet nagegaan
worden of het juiste tandwielkastje gekozen is.
met besturingseenheid AMExC 01.1
) of de desbetreffende polen van
B
"max." (20 mA)
E2
Meetpunt (–)
0/4 mA – 20 mA
25