Bedieningsinstructies
14.2 Controle instelling wegschakelaars:
14.3 Controle wijze van
afschakelen
14.4 Controle PTC-tripping device
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1
.
Zet de keuzeschakelaar in de stand "UIT (0)" (zie afb. M-6).
Afb. M-6: Keuzeschakelaar op lokale bediening
De voedingsspanning van de besturingseenheid wordt niet
onderbroken in de stand UIT.
.
Breng de aandrijving met handbediening in beide eindstanden van de
.
afsluiter.
Controleer, of het wegschakelmechanisme voor beide eindstanden correct
ingesteld is. Let er daarbij op, dat elk van de schakelaars in de desbetref-
fende eindstand aangesproken wordt en bij de verandering van de
draairichting weer vrijgegeven wordt. Indien hiervan geen sprake is, moeten
de wegschakelaars opnieuw ingesteld worden.
.
Indien het wegschakelmechanisme correct ingesteld is:
.
zet de keuzeschakelaar in de stand "Lokale bediening (I)" (afb. M-3).
verricht de test via de lokale bediening door middel van de drukknoppen
OPEN-STOP-DICHT.
De afsluiterfabrikant bepaalt, of de afschakeling in de eindstanden weg- of
.
draaimomentafhankelijk dient plaats te vinden.
Voor controle van de instelling zie pagina 28, paragraaf 19.2.
.
Zet de keuzeschakelaar in de stand TEST (wissend) (afb. M-7). Bij een
correct functioneren wordt het aanspreken van de motorbescherming
gesignaleerd door het monitorrelais voor storingsmeldingen (zie schakel-
schema) en door het signaallampje STORING op de lokale bediening.
Afb. M-7: Keuzeschakelaar op de lokale bediening
.
Zet de keuzeschakelaar in de stand RESET (afb. M-8).
Bij een juist functioneren wordt de storingsmelding opgeheven.
Afb. M-8: Keuzeschakelaar op lokale bediening
Indien de keuzeschakelaar in de stand TEST geen storingsmelding genereert,
moeten de bedrading en de keuzeschakelaar door de AUMA servicedienst
gecontroleerd worden.
Als er geen verdere opties (paragraaf 15 - 17) ingesteld moeten worden:
sluit de schakelruimte (zie pag. 26, paragraaf 18).
met besturingseenheid AMExC 01.1
21