Contactsleutel in de startschakelaar (1) plaatsen en in stand
RUN zetten.
De voorgloeicontrolelamp (navolgende displayindicatie/3) brandt
kort. Na het uitgaan van de controlelamp kan de motor worden
gestart.
De controlelamp motoroliedruk (navolgende displayindicatie/1)
brandt en gaat uit, nadat de motor is aangesprongen.
De
laadstroomcontrolelamp
brandt en gaat uit, nadat de motor is aangesprongen.
Indien in het display de melding "Brandstof" verschijnt, bevindt zich slechts 5,1 l brandstof in de tank; graafma-
chine aftanken (blz. 82).
Startschakelaar in stand START draaien en houden, totdat de motor aanspringt; vervolgens startschake-
laar loslaten.
Linker bedieningsconsole neerlaten, totdat de vergrendeling van de bedieningshendels vastklikt.
Motor met stationair toerental kort laten warmdraaien.
Motor met laag toerental gebruiken, totdat de bedrijfstemperatuur is bereikt.
Voor het werken het vereiste motortoerental afstellen:
Motortoerentalhendel in richting
Met de displaykeuzeschakelaar (1) kan tussen de indicatie voor
motortoerental en bedrijfsuren worden gewisseld.
De bedrijfsurenteller (navolgende displayindicatie) geeft, onaf-
hankelijk van het motortoerental, de gelopen bedrijfsuren van de
graafmachine aan.
De indicatie voor motortoerental (navolgende displayindicatie)
geeft het actuele motortoerental aan.
Indicaties en controlelampen gedurende het bedrijf controleren (blz. 59).
58
(navolgende
displayindicatie/2)
zetten, totdat het vereiste toerental is bereikt.
Bedrijf