Bedrijf
Begeleiden van de gebruiker
Indien het zicht van de gebruiker over het werk- en rijgebied is versperd, moet de gebruiker door een be-
geleider worden ondersteund.
De begeleider moet voor deze soort van werkzaamheden geschikt zijn.
De begeleider en de gebruiker moeten voor het werkbegin de noodzakelijke signalen afspreken.
De standplaats van de begeleider moet voor de gebruiker goed herkenbaar zijn en zich in het gezichtsveld
van de gebruiker bevinden.
De gebruiker moet de graafmachine onmiddellijk stoppen, indien het oogcontact met de begeleider verlo-
ren gaat.
→ Er geldt altijd, dat slechts één zich mag bewegen; de graafmachine of de begeleider!
Gedrag bij werkzaamheden in de buurt van elektrische bovenleidingen
Gedurende werkzaamheden met de graafmachine in de buurt van elektrische bovenleidingen en rijdraden (bijv.
tramdraden) moet tussen de graafmachine met zijn aanbouwdelen en de leiding een minimale afstand volgens
de navolgende tabel worden aangehouden.
boven 1 kV
boven 110 kV
boven 220 kV
tot 380 kV of bij onbekende nominale spanning
Indien de veiligheidsafstanden niet kunnen worden aangehouden, moeten de bovenleidingen na overleg met
de eigenaren of exploitanten ervan spanningsloos worden geschakeld en tegen opnieuw inschakelen worden
beveiligd.
Bij benadering van bovenleidingen moet met alle mogelijke werkbewegingen van de graafmachine rekening
worden gehouden.
Tevens kunnen bodemhobbels of het schuin zetten van de graafmachine de afstand verkleinen.
Wind kan de bovenleidingen laten uitzwaaien en hierdoor de afstand verkleinen.
Bij vonkoverslag zo nodig met geschikte maatregelen de gevarenzone met de graafmachine verlaten. Indien dit
niet mogelijk is, de bestuurdersplaats niet verlaten, naderende personen voor het gevaar waarschuwen en de
uitschakeling van de stroom regelen.
Gedrag bij werkzaamheden in de buurt van aardleidingen
Voordat met uitgravingen wordt begonnen, moet de ondernemer resp. de voor de werkzaamheden verant-
woordelijke persoon controleren, of zich in het geplande werkgebied aardleidingen bevinden.
Indien aardleidingen aanwezig zijn, moeten de positie en het verloop van de leidingen met de eigenaren of ex-
ploitanten van de leidingen worden vastgesteld en de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen worden vastge-
legd.
Indien onverwachts aardleidingen worden gevonden of beschadigd, moet de gebruiker onmiddellijk de werk-
zaamheden onderbreken en de verantwoordelijke persoon op de hoogte brengen.
Nominale spanning [V]
tot 1000 V
tot 110 kV
tot 220 kV
Veiligheidsafstand [m]
1,0 m
3,0 m
4,0 m
5,0 m
47