Opbouw en werking
Beschrijving van de onderdelen van de rechter bedieningsconsole KX36-3
1.
Rechter bedieningshendel
De functies van de rechter bedieningshendel zijn in paragraaf Bedieningselementen beschreven (blz. 40).
2.
Claxondrukknop
Met de claxondrukknop kan de voertuigclaxon worden bediend.
3.
Dozerbladhendel
De functies van de dozerbladhendel zijn in paragraaf Bedieningselementen beschreven (blz. 40).
4.
Armleuning
De armleuning zorgt ervoor, dat de gebruiker de bedieningshendel kan gebruiken zonder snel moe te worden.
5.
Motortoerentalhendel
Met deze hendel kan de gebruiker het motortoerental traploos regelen.
6.
Ventilatorschakelaar (cabine-uitvoering)
Met de ventilatorschakelaar wordt de ventilator ingeschakeld. De luchtstroom kan op STERK (HI) of ZWAK (LO)
worden afgesteld.
7.
Instrumentenpaneel
De functies van het instrumentenpaneel zijn in paragraaf Beschrijving van de indicaties en controlelampen
(blz. 39, 37) beschreven.
8.
Startschakelaar
De startschakelaar dient als hoofdschakelaar van de complete graafmachine alsmede als schakelaar voor het
voorgloeien en starten van de motor.
9.
Waarschuwingslamp brandstofreserve
Deze waarschuwingslamp brandt, wanneer nog 5,1 l brandstof in de tank aanwezig is.
10. Schakelaar zwaailamp
Met deze schakelaar wordt de zwaailamp ingeschakeld.
Beschrijving van de indicaties en controlelampen KX36-3
1.
Brandstofvoorraadmeter
De brandstofniveaumeter geeft het brandstofniveau in de tank aan.
2.
Koelvloeistoftemperatuurmeter
De koelvloeistoftemperatuurmeter geeft de temperatuur van het koelsysteem van de motor weer.
3.
Bedrijfsurenteller
De bedrijfsurenteller geeft de gelopen bedrijfsuren aan in stappen van 0,1 uur (6 minuten).
4.
Schakelaar werklampen
Met deze schakelaar worden de werklampen en de lampen in het instrumentenpaneel aan- of uitgeschakeld.
5.
Laadstroomcontrolelamp
Deze controlelamp brandt bij het inschakelen van de startschakelaar in stand RUN. Als de motor aangespron-
gen is gaat de controlelamp weer uit.
6.
Controlelamp motoroliedruk
Deze controlelamp brandt bij het inschakelen van de startschakelaar in stand RUN, als de motoroliedruk te laag
is en als na het uitschakelen van de motor.
7.
Voorgloeicontrolelamp
Bij het schakelen van de startschakelaar in stand RUN brandt deze controlelamp 12 tot 0 s lang. De voor-
gloeitijd is afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur. Wanneer de controlelamp uitgaat, kan de motor
worden gestart.
37