verhoogt de snelheid tot het streepje
van de eerstvolgende 5 km/h (5 mph)
door RES+ tot aan de tweede stand
omhoog te drukken.
SET : Druk kort in om de rijsnelheid
in te stellen en cruise control te
activeren. Als de cruise control al
actief is, gebruik deze dan om de
rijsnelheid te verlagen. U verlaagt de
snelheid met 1 km/h (1 mph) door
SET tot aan de eerste stand omlaag
te drukken. U verlaagt de snelheid tot
het streepje van de eerstvolgende 5
km/h (5 mph) door SET tot aan de
tweede stand omlaag te drukken.
: Indrukken om cruisecontrol uit te
zetten zonder de ingestelde snelheid
uit het geheugen te wissen.
Zie Cruisecontrole 0 227 of Instelbare
cruise control 0 230 (indien aanwezig).
Bestuurdersinformatiecen-
trum (DIC)
Het DIC-display zit in de instrumen-
tengroep. Het geeft de status van
verschillende voertuigsystemen weer.
y
z
of
: Indrukken om naar de
vorige of volgende optie te gaan.
of
: Indrukken om heen en weer
te springen tussen de interactieve
displayzones van de instrumenten-
groep.
indrukken om terug te gaan
naar het vorige menu.
SEL : Indrukken om een menu te
openen of een menu-optie te kiezen.
Ingedrukt houden om op bepaalde
schermweergaven waarden te resetten.
Zie Bestuurdersinformatiecentrum
(DIC) 0 143.
KORT EN BONDIG
Afstandsregeling (FCA)
FCA dient, indien aanwezig, om
eventueel letsel als gevolg van
kop-staartbotsingen te helpen
voorkomen of beperken. FCA laat een
groen lampje oplichten,
een voorligger in de buurt wordt
gedetecteerd. Het lampje brandt geel,
als u een voorligger te dicht nadert.
Wanneer u een voorligger te snel
nadert, laat het FCA een rood lampje
op de voorruit knipperen, klinken er
pieptonen of zijn er trillingspulsen in
de bestuurdersstoel voelbaar.
Zie Afstandsregeling (FCA) 0 246.
nachtzichtsysteem
Mits aanwezig, kan dit systeem de
bestuurder helpen bij het zien van en
het waarschuwen van de bestuurder
voor voetgangers of grote dieren in
het voorterrein buiten de door de
koplampen verlichte zone.
Zie nachtzichtsysteem 0 252.
21
, wanneer