2.5.12 Parkeren van de machine
Parkeer de machine op een effen en stevig oppervlak, op een
plaats waar er geen potentieel gevaar is voor natuurrampen
(bijvoorbeeld grondverschuiving, mogelijke overstroming).
•
Stop en rem de machine door de stuurknuppel (8) in de po-
sitie neutraal (N) te zetten. Het controlelampje van de par-
keerrem (23) licht op.
•
Stel m.b.v. de motortoerental instelschakelaar (10) het stati-
onair toerental in.
•
Schakel de motor uit door de sleutel in het contactslot (11)
naar de positie"0" te draaien.
•
Verwijder de sleutel uit het contactslot (11) en sluit het dek-
sel van het contactslot (11).
•
Schakel de accu-scheidingsschakelaar uit.
•
Reinig de machine van vuil.
•
Voer de algemene controle van de machine uit en verhelp
de storingen die tijdens de werking van de machine opdo-
ken.
•
Sluit de veiligheidsafdekking van het dashboard en de mo-
torkap met een hangslot af.
Notitie
Het hangslot wordt niet meegeleverd met de machine-uitrus-
ting.
Als de machine met een gasfles uitgerust is, moet de gas-
fles uit de machine gedemonteerd worden en in een spe-
ciale ruimte opgeslagen.
Bij het parkeren van de machine altijd de accu-schei-
dingsschakelaar uitschakelen.
Bij het parkeren van de machine, bescherm het dash-
board en de motorruimte door de afdekking van het
dashboard en motorkap af te sluiten tegen ongeoorloof-
de toegang van andere personen.
F80W
BEDRIJFSHANDLEIDING
11
10
STOP
23
12V
0V
F
8
STOP
12V
0V
14V
0
P
R
8
452022
14V
452005
87