2.2
Conservering en opslag
2.2.1
Opslagplaatsen en -omstandigheden
De machine kan onder een afdak of in de open lucht op een vrij
terrein opgeslagen worden. De machine kan ook in gesloten,
onverwarmde ruimtes of in gesloten geklimatiseerde ruimtes
opgeslagen worden.
Voordat de machine opgeslagen wordt, moet deze geïnspec-
teerd worden en moet de toestand van conserverende behan-
deling gecontroleerd worden.
De opgeslagen machine moet op een effen en stevig oppervlak
staan, in horizontale positie.
Als de machine met banden uitgerust is, moet de machine ho-
rizontaal op de steunen opgeslagen worden, zodat de afstand
tussen het draagoppervlak en de banden niet minder is dan 80
mm (3,15 in).
De toegangsopeningen, openingen voor het bijvullen van
brandstof, uitlaatpijpen en andere openingen, waardoor atmo-
sferische neerslag kan binnendringen in de binnenste holtes
van de onderdelen, moeten goed gesloten worden met plug-
gen, stoppen, doppen, met gebruik van waterdichte kleefband
of andere speciale middelen.
De bedieningselementen moeten in zodanige posities inge-
steld worden zodat er geen gevaar bestaat dat de machine toe-
vallig in werking wordt gesteld.
Als de machine met een veiligheidsafdekking van het bedie-
ningspaneel uitgerust is, moet deze afdekking beveiligd wor-
den om de ongewenste inwerkingstelling van de machine te
voorkomen.
Als de machine met een cabine uitgerust is, moet de cabine ver-
grendeld worden om de ongewenste inwerkingstelling van de
machine te voorkomen.
Er mogen zich geen sleutels in het contactslot bevinden en de
accu-scheidingsschakelaar moet in de positie "uitgeschakeld"
gezet zijn.
De accuklemmen moeten ontkoppeld zijn. Het elektrolytniveau
moet aan de aanbevelingen van de fabrikant voldoen.
Als de machine voor een periode langer dan 2 maanden opge-
slagen wordt, moeten de accu's gedemonteerd zijn uit de ma-
chine en op een speciale plaats bewaard.
Bedrijfsvloeistoffen moeten bijgevuld zijn tot de niveaus zoals
vermeld in de meegeleverde machine bedieningshandleiding.
52
Als de machine langer dan 2 maanden opgeslagen
wordt, moeten de inspecties in overeenstemming met
de volgende instructies uitgevoerd worden:
-
elke
6
maanden
omstandigheden,
-
elke 3 maanden in tropisch, koud, arctisch en zee
klimaat.
Elke machine waarop een conserveringsbehandeling uitge-
voerd werd, moet voorzien worden van instructies voor het ver-
wijderen van de conserveermiddelen.
In de instructies voor het verwijderen van de conserveermidde-
len moeten de procedés voor het verwijderen van de conser-
veermiddelen gespecificeerd worden en procedés voor terug-
montage van gedemonteerde machineonderdelen. Bovendien
moet een lijst van gereedschappen, instrumenten en apparaten
gespecificeerd worden die nodig zijn om deze werkprocedés uit
te voeren.
De werkprocedés moeten veiligheidsmaatregelen be-
vatten in overeenstemming met de relevante nationale
voorschriften.
in
milde
klimatologische
F80W