2.5
Werking van de machine
2.5.10 Rijden en reverseren van de machine
De machine kan in transport- of werkmodus vervoerd worden.
De instelling van de transport- of werkmodus wordt met de
transport-/werkmodus schakelaar (15) uitgevoerd.
Het achteruitrijden met de machine is alleen mogelijk in de
transportmodus.
Het rijden met de machine in de transportmodus:
•
Controleer of de noodstopschakelaar (1) niet geactiveerd is.
•
Schakel de transport-/werkmodus schakelaar (15) in de po-
sitie transportmodus (konijn) in.
•
Start de motor volgens de instructies vermeld in het hoofd-
stuk 2.5.8.
•
De stuurknuppel in de neutrale stand (N) plaatsen. Het con-
trolelampje (23) brandt op het display.
•
Stel m.b.v. de motortoerental instelschakelaar (10) het maxi-
male motortoerental in.
•
Trek de vergrendelring van de stuurknuppel (8) naar boven
en verplaats de stuurknuppel naar voren.
•
Het controlelampje (25) brandt op het display.
•
Voordat u achteruitrijdt, controleer of de afwerkbalk niet op
de grond of dicht bij de grond staat.
•
Voor het achteruitrijden van de machine activeer de voet-
schakelaar (48), de stuurknuppel staat in neutrale positie,
het controlelampje (27) licht op. Trek de vergrendelring van
de stuurknuppel (8) naar boven en verplaats de stuurknup-
pel naar achteren.
•
Het controlelampje (27) brandt op het display en het contro-
lelampje (25) gaat uit.
•
Bij het achteruitrijden van de machine wordt een akoestisch
signaal door de achteruitrijclaxon weergegeven.
•
Maximum rijsnelheid vooruit en achteruit bedraagt 2,5 km/h
(1,55 MPH).
•
Tijdens het rijden van de machine controleer de voorwiel
draaihoek indicator (4).
Het rijden met de machine in de werkmodus:
•
Controleer of de noodstopschakelaar (1) niet geactiveerd is.
•
Schakel de transport-/werkmodus schakelaar (15) in de po-
sitie werkmodus (schildpad) in.
•
Stel het gewenste toerental in met de regelknop (14) voor
de snelheid van het asfalteren.
•
Start de motor volgens de instructies vermeld in het hoofd-
stuk 2.5.8.
•
De stuurknuppel in de neutrale stand (N) plaatsen. Het con-
trolelampje (23) brandt op het display.
•
Stel m.b.v. de motortoerental instelschakelaar (10) het maxi-
male motortoerental in.
•
Trek de vergrendelring van de stuurknuppel (8) naar boven
en verplaats de stuurknuppel naar voren.
•
Het controlelampje (25) brandt op het display.
•
Maximum rijsnelheid vooruit bedraagt 0,6 km/h (0,37 MPH).
•
In de werkmodus kan de functie voor het achteruitrijden
niet geactiveerd worden.
84
12
11
48
25
STOP
23
12V
0V
STOP
12V
0V
14V
8
1
14
15
10
452019
D451686
27
14V
452003
F80W