Elke 10 uren op het einde van het werk
(dagelijks)
3.6.9
Brandstofniveau controle
De brandstoftank (1) heeft een capaciteit van 5 liters. De in-
houd van de tank is voldoende voor ongeveer zes uren bedrijf,
bij max. rijsnelheid. Controleer regelmatig de toestand van de
brandstoftank en, indien nodig, vul de tank bij.
Procedé voor het bijvullen van de brandstof:
•
Open de motorkap.
•
Op de brandstoftank (1), ontgrendel de hendel (3) van het
deksel van de brandstoftank (2) en controleer visueel het
brandstofniveau.
•
Vul de brandstoftank bij vanuit het vulvat tot het maximum.
Notitie
De temperatuurverschillen tussen dag en nacht kunnen con-
densatie van water in de brandstoftank veroorzaken. Vul altijd
de brandstoftank bij tot vol.
Als de brandstoftank volledig leeg is, zorg ervoor om deze volle-
dig te vullen, zodat het brandstofsysteem zich automatisch kan
ontluchten.
Vul altijd met schone motordiesel en gebruik de vulvaten om
motorbeschadiging te voorkomen.
Rook niet tijdens het werken en gebruik geen open vuur
wegens brandgevaar.
Vermijd inademen van de dampen en contact van de mo-
tordiesel met de huid.
Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen.
Let op, er bestaat risico op brandwonden door hete de-
len van de machine.
Vul geen brandstof bij als de motor draait. De machine
moet op een effen en stevig oppervlak, met uitgescha-
kelde motor en accu-scheidingsschakelaar geplaatst
worden.
Vul met dezelfde brandstofsoort bij, volgens par. 3.2.2.
Controleer de dichtheid van de brandstoftank en het
brandstofcircuit.
Als er condensatie van water in de brandstoftank gede-
tecteerd wordt, laat dan het condensaat wegvloeien vol-
gens par. 3.6.12.
Voorkom dat de brandstof in de grond lekt.
F80W
HANDLEIDING ONDERHOUD
2
1
3
D451112A
145