Bij het aan- en loskoppelen van machines
¾
de steunen (indien voorhanden) in de juiste
positie brengen (stabiliteit)!
Bij de bediening van steunen bestaat gevaar
¾
voor verwondingen door knellingen, slijt- en
breukplekken.
Wees uiterst voorzichtig bij het aan- en los-
¾
koppelen van machines. Bij de koppeling
tussen de trekker en de machine bestaat knel-
gevaar en gevaar voor slijt- en breukplekken!
Bij het bedienen van de hydraulica is het ver-
¾
boden zich tussen de trekker en de machine
te bevinden!
Aangekoppelde voedingskabels
¾
moeten bij alle bewegingen in bochten
•
zonder spanning, knikken of wrijving licht
meegeven;
mogen niet tegen andere onderdelen schuren.
•
Activeringskabels voor snelkoppelingen moe-
¾
ten los hangen en mogen in een lage positie
niet automatisch geactiveerd worden!
Parkeer losgekoppelde machines altijd stabiel!
¾
Koppel machines nooit los met een lege tank
¾
en een opengeklapte spuitboom!
Door negatieve belasting op de opleggerkop-
peling kan de machine kantelen.
1.6.3 Gebruik van de machine
Voor het begin van de werkzaamheden maakt
¾
u zich vertrouwd met alle inrichtingen en be-
dieningselementen, evenals met hun functie.
Nauw aansluitende kleding dragen. Losse kle-
¾
ding verhoogt het risico gegrepen te worden
door roterende of bewegende onderdelen.
Neem de machine pas in gebruik als alle
¾
veiligheidsinrichtingen correct geplaatst zijn.
Houd rekening met het maximale laadver-
¾
mogen van de gemonteerde/aangekoppelde
machine en de toegelaten asbelasting en
belasting op opleggerkoppeling van de trek-
ker. Eventueel met slechts een gedeeltelijk
gevulde tank rijden.
Het is personen verboden zich op te houden
¾
in het werkbereik van de machine.
Het is personen verboden zich op te houden
¾
in het draai- en zwenkbereik van de machine.
14
Gebruik opstaphulp en treden enkel als de
¾
machine stilstaat. Tijdens de werking is het
verboden om mee te rijden!
Klim nooit op een rijdende machine!
¾
Aan mechanisch bediende machineonderde-
¾
len (bijv. hydraulica) bestaat knelgevaar en
gevaar voor slijt- en breukplekken!
Mechanisch bediende machineonderdelen
¾
mogen enkel bediend worden als personen
zich op een voldoende veilige afstand van de
machine bevinden.
Beveilig de trekker voor het verlaten tegen
¾
onopzettelijk starten en wegrollen.
Daartoe
laat u de machine op de grond neer,
•
trekt u de vastzetrem aan,
•
zet u de motor van de trekker uit,
•
trekt u de contactsleutel uit.
•
OPMERKING
Machines die werken via de ISOBUS van de
trekker, zijn via de Kl.15 van de trekker altijd
actief, ook als de machineterminal gedeacti-
veerd is!
1.6.4 Uitrusting vervangen
Beveilig de machine tegen onopzettelijk
¾
wegrollen.
Beveilig opgetilde onderdelen van het frame
¾
waaronder u zich bevindt met een gepaste
ondersteuning.
Voorzichtig! Bij uitstekende onderdelen (bijv.
¾
delen van de spuitboom) bestaat gevaar voor
verwondingen!
Ga bij het betreden van de machine niet op
¾
bewegende of draaibare onderdelen staan. U
kunt vallen en zich ernstig verwonden.