8.5.6 Spuiten met 25 cm
spuitdopafstand en verminderde
afstand tot doeloppervlak
Door de afstand tot het doeloppervlak tot
¾
minder dan 50 cm te verminderen, wordt het
gevaar voor drift aanzienlijk beperkt.
Een mindere afstand tot het doeloppervlak
¾
is enkel bij een spuitdopafstand van 25 cm
mogelijk; anders bestaat het gevaar voor
streepvorming door een ontbrekende over-
lapping van de spuitkegels.
Een verminderde afstand is enkel mogelijk
¾
als alle gelijktijdig gebruikte spuitdoppen van
hetzelfde type en dezelfde grootte zijn.
De minimale afstand tot het doeloppervlak is
¾
de halve minimale afstand tot het doelopper-
vlak bij een spuitdopafstand van 50 cm.
Zie gegevens van de fabrikant van de
¾
spuitdoppen.
8.5.7 Spuitvloeistoftank
leegmaken door drukafvoer
b
a
(a) Kogelkraan voor drukafvoer
(b) Drukafvoer
1. Een aftapleiding met 2"-camlock-koppeling
op de drukafvoer (b) aansluiten.
2. De kogelkraan (a) openen.
OPMERKING
De leegcapaciteit kan met de kogelkraan (a)
worden geregeld.
Bij een volledig geopende kraan transporteert
de spuitpomp met maximale capaciteit via de
drukafvoer.
3. Machines van het type CCS en ECO: De
kogelkraan aan de zuigzijde op spuitvloei-
stoftank en de kogelkraan aan de drukzijde
op Circulatie zetten.
4. Machines van het type ECO: De aftakas
inschakelen.
5. Op de terminal de circulatie inschakelen.
Bedieningsvenster terminal – circulatie
6. De circulatie na het aftappen uitschakelen
om de pomp uit te schakelen.
Machines van het type ECO: De aftakas
weer uitschakelen.
7. De kogelkraan (a) sluiten en de aftapleiding
losmaken.
8. Drukafvoer (b) met dop sluiten.
123